woensdag 21 december 2011

Taupo times 10: Rosanne

Zo, nog even zo voor de kerst achterstallig onderhoud plegen. Of het nou ligt aan het mooie weer, het gebrek aan goedkope b-merk energiedrankjes, m'n nieuwe favoriete tv-serie Misfits, zieke collega's of een overrepresentatie van Duitsers in het hostel, het komt er op neer dat het volgende zich zo'n twee maanden geleden heeft afgespeeld, maar ik er nog steeds niks over geschreven had. Terwijl het zo'n hoogtepunt was!

Zus was namelijk helemaal naar Nieuw-Zeeland gekomen om mij te zien. Natuurlijk ook om lekker een excuus te hebben om te reizen, maar laten we het op het eerste houden. Omdat zij zo ver gereisd had om mij te zien, dacht ik dat ik dan ook wel een duit in het zakje kon doen en best wel he-le-maal naar Rotorua kon rijden (een uur hier vandaan) om haar wat eerder te zien, voor het verrassingseffect. Omdat ik professionele matties met Magic-buschauffeurs ben (dus ook van de bus waar zij op zat), wist ik precies waar ze was en kon ik mee naar binnen gesmokkeld worden bij een activiteit en toevallig ook nog naast Rosanne plaatsnemen. Schijnbaar was haar eerste gedachte toen ze mij zag "goh wat heeft dat meisje pornoblond haar." (Tip: Ga nooit naar Euphoria Hair Design in Taupo om je uitgroei bij te laten werken.) En een seconde later "hee, jij bent het!"

Dit was een mooi begin van een week waarin ik zelf ook lekker weer de toerist kon uithangen en hebben we het voor elkaar gekregen om alles wat op de Taupose emmerlijst stond ook te doen, alhoewel de omstandigheden niet altijd optimaal waren.

Omdat snowboarden op een vulkaan toch anders is dan snowboarden op een berg, en het dus gedaan moet worden, stonden we donderdag vroeg op om in Whakapapa de piste op te gaan. Ik kon de bergen vanuit de woonkamer zien, wat betekende dat het weer goed genoeg was, aangezien de bergen hier 70km hemelsbreed vandaan liggen. Helaas is wind nog altijd onzichtbaar (vooral op lange afstand) waardoor we uiteindelijk met windkracht zijwaartse stoeltjeslift op de berg, maar vooral heel lang in, inderdaad, de stoeltjeslift zaten, bijna tot op het punt dat de klassieker "zou ik vanaf dit punt eruit kunnen springen zonder al te veel schade" bijna in werking trad. Minstens een half uur en twee stoeltjesliften later stonden we dan eindelijk op een redelijk beschutte piste. Waar we alsnog moeite hadden vooruit te komen: de wax bleek het uitzonderlijk goed op spuitsneeuw te doen, wat als bijwerking had dat je op echte sneeuw de sensatie kreeg dat je lichaam sneller wilde dan je bord. Op z'n zachtst gezegd niet zo heel prettig. Daarom besloten we de andere helft van de dag door te brengen met een wandeling door vulkanisch gebied, wat uiteindelijk een voorbode voor de dag erna zou zijn.

Op vrijdag mochten we namelijk nog vroeger opstaan, want het was tijd voor de Tongariro Crossing, een dagtocht over de vulkaan naast degene waar we net op gesnowboard hadden. Dit keer kon ik ze niet vanuit de woonkamer zien, want het was 5 uur 's ochtends, dus nog donker. Na de bammetjes gesmeerd te hebben werden we bij het hostel opgehaald door een extreem vrolijke buschauffeuse, om vervolgens 1,5 uur later bij de voet van de berg afgezet te worden om eens lekker acht uur te wandelen. Zoals altijd met indicatieve wandeltijden moet je daar als lid van de Van Der Miessen-stam (moeders kant) minstens 10% van de tijd aftrekken, want slenteren en pauze houden is voor mietjes. Het kostte ons in totaal 6¼ uur, en zonder een 'weet je zeker dat we hier heen moeten, het is wat mistig, ik zie alleen maar wit en geen paaltjes'-momentje, en als het pad echt zo sneeuwvrij was geweest als ons was verteld, hadden we vast nog meer tijd (en droge voeten) overgehouden.

Op zaterdag mochten we dan eindelijk eens uitslapen, want ons volgende avontuur stond pas om 10 uur gepland. Skydiven! Alweer? Alweer! Elke aanleiding die ik goed kan praten, zal benut worden om gewoon nog eens een keer uit een vliegtuig te springen.
En aangezien Rosanne heel graag wilde, wie ben ik dan om niet mee te gaan? Helaas was het bewolkt en moesten we ons eerst nog vermaken met juweeltjes zoals de Honey Hive totdat het aan de eind van de middag toch nog opklaarde en we toch nog konden springen. Het is toch fijn te weten dat de mensen die je normaal gesproken alleen dronken in de kroeg ziet hun werk goed doen, want we hebben het beide overleefd en met $300 korting (vanwege dat elkaar regelmatig dronken in de kroeg zien) viel het ook nog best financieel naar mezelf te verantwoorden.

's Avonds was het dan ook weer een van die potentiële avonden. Het was de finale van het WK Rugby, en Nieuw-Zeeland zat heel toepasselijk in die finale, samen met Frankrijk. We verwachtten stampvolle kroegen in typische WK-stijl waar je je nauwelijks kan bewegen en per ongeluk (uit enthousiasme of frustratie) ten minste een paar slokken van andermans bier over je heen krijgt. Of het aan de strikte brandveiligheidsmaatregelen lag, of men door het teveel aan voorpret niet meer in staat was naar de kroeg te komen weet ik niet, maar ik had bizar veel armruimte over. Uiteindelijk won Nieuw-Zeeland met 8-7, maar een echt euforisch feest vergelijkbaar met zinkende woonboten in de grachten werd het op een of andere manier nooit. Ik kijk al uit naar Euro 2012. Als ik dan thuis ben.

Nadat op maandag een rustdag ingelast was, was het dinsdag weer tijd voor actie: het laatste item op de lijst was het raften op de Kaituna, waar ik al eerder over schreef. Omdat ik het al eerder had gedaan was ik van plan te gaan mountainbiken terwijl Rosanne van de waterval af zou varen, maar werd uiteindelijk door de raftmevrouw overgehaald om toch mee te gaan. Dit had een voordeel en een nadeel: De gids was heel knap. Maar de (niet te positieve) onuitwisbare indruk die ik wist te maken door op de rustigste plek van de rivier uit de boot te vallen en voor 20 seconden onder water te blijven, vernietigde m'n (waarschijnlijk niet echt aanwezige, maar goed) kansen. Ons Brad was niet echt onder de indruk. Helaas. Maar zolang Taupo e.o. maar een indruk op Rosanne heeft gemaakt, ben ik blij.

dinsdag 4 oktober 2011

Taupo times 9: Rugby

Zoals jullie - hopelijk - gemerkt hebben, heb ik al een tijdje geen verslag meer uitgebracht. Excuses. Dat komt omdat ik, Taupo en het hele land, eigenlijk het hele continent, namelijk bezig is met iets veel belangrijkers: het WK rugby. De All Blacks (het Nieuw-Zeelandse team) is het perfecte team om te kiezen als je aan het Nederlands Elftal gewend bent: ze zijn goed, eigenlijk de beste, maar winnen nooit een WK. Een leuke bijkomstigheid die je bij het Nederlands Elftal mist, is dat de All Blacks ook veruit het best uitziende team is. (Vergelijk Dan Carter maar met Arjen Robben en je weet wat ik bedoel.) Wat dan wel weer jammer is, is dat een zwart-witte outfit je niet in dezelfde feeststemming brengt als je oranje brulshirt.

Rugby is ook de enige manier om een celebrity in Nieuw-Zeeland te worden. Je kan wel een succesvol muzikant of acteur zijn, maar om je gevoelens op zo'n manier te uiten is toch een beetje raar en oncomfortabel. Dat doen echte mannen niet. (En vrouwen? Die doen het huishouden dus die hebben geen tijd voor dat soort dingen.) Dit resulteert erin dat je bij de meerderheid van de reclames op tv met een middelbare man die een product aanprijst en je denkt
'jezus, hadden ze geen betere acteur daarvoor kunnen vinden' het meestal gaat om een (oud) All Black die aan het schnabbelen is. Dan schnabbelt bijvoorbeeld voor Daikin heatpumps (een soort centrale verwarming, maar dan minder praktisch) en de manier waarop hij zijn enige lijn tekst opleest aan de kijker overbrengt is net zo tenenkrommend als de resultaten van de eerste reclameshoot van een seizoen America's Next Top Model. Carrièreadvies voor Dan: poseren in die Jockey-boxers, dat doe je veel beter!

Naast geld verdienen moeten ze ook aan vrijwilligerswerk doen om te bewijzen dat ze ondanks al dat succes uiteraard wel heel gewoon zijn gebleven. Zodoende stond ik op een zaterdagochtend gezellig met Colin Meads bomen te planten. Wie? Inderdaad, dat vroeg ik me dus ook af. De oude lange grote meneer bleek de Johan Cruijff van Nieuw-Zeeland te zijn. En ik mocht met 'm op de foto! Toen ik aan anderen vertelde dat ik Colin bomen had gepland, kreeg ik standaard de vraag of het dennenbomen waren. "Ik weet niet wat voor 'n bomen, natives geloof ik", waarna ze me dan schaapachtig aankeken. Toen ik aan de telefoon zat met een bepaald persoon waarvan ik de naam niet kan noemen omdat ik nog steeds bang ben dat zijn (nu geloof ik ex-) vriendin me op komt zoeken met haar hagelgeweer en die opmerking weer hoorde besloot ik maar eens te vragen waar die obsessie met dennenbomen toch vandaan kwam. "Because Colin Meads's nickname is 'Pinetree'." Toen voelde ik me even heel dom. En buitenlands. Gelukkig kon ik dit gevoel de volgende dag doorgeven aan een andere Nederlander die niet doorhad dat een van de WK-versieringen in het hostel bedoeld was voor
Zuid-Afrikanen, en niet voor Nederlanders. "Hee, the thing there that says 'Lekker om jou te ontmoet', did you use google translate for that or so, because it's not right in Dutch." "No I used an Afrikaans phrasebook. Als het Nederlands was geweest had ik er wel een molen opgezet in plaats van een springbok." "...oh kut..." "Fijne dag nog."

En de wedstrijden zelf? Ja, die zijn een goede reden om elke avond naar de kroeg te gaan, want ze zenden de meeste wedstrijden alleen uit op Sky en daarop moet je geabonneerd zijn. Gelukkig zijn de wedstrijden nu alleen nog in het weekend, want ik begon halverwege de eerste week toch vrij snel m'n stem en algehele gezondheid kwijt te raken. En zoals bij het WK voetbal telt uiteindelijk telt maar één ding. Nieuw-Zeeland moet winnen. Australië mag niet winnen. Australië is het Duitsland van Oceanië.

maandag 22 augustus 2011

Taupo times 8: Whakapapa

Whakapapa (spreek uit als Fuckapappa) is het skigebied dat ik op een heldere dag vanuit m’n woonkamer kan zien liggen. Op een of andere manier was ik er steeds niet aan toegekomen om er heen te gaan: geen spullen, geen vrienden, blessure... Maar nu, op mijn vrije dinsdagochtend, was ik om half zeven wakker en zag ik een hele duidelijke wolkeloze berg waarop “Martine, je moet vandaag komen!” geschreven stond. Hoewel ik die dag ervoor rond had gevraagd, kon ook vandaag weer niemand mee, maar het was genoeg geweest. Ik ga wel in m’n eentje. Hoor. Aldus zat ik om kwart voor acht in m’n auto, op weg naar Mt. Ruapehu Ski Area. Huurspullen (inclusief skibroek en -jas maat XS -ik heb medelijden met mensen die kleiner/dunner zijn dan ik, die dragen waarschijnlijk gedwongen neongekleurde kinderpakken-) kon ik zelfs om die tijd al ophalen in Taupo: de winkel bleek om half zeven ‘s ochtends open te gaan.

Na anderhalf uur rijden vergezeld met een innerlijke discussie tussen ‘De berg op jaaaaaaaaa nuuuu! Zo snel mogelijk!’ en ‘Hou je aan de maximumsnelheid en probeer ook niet uit de bocht te vliegen als het even kan’, moeilijk omkleden in de auto (Nieuw-Zeelanders zijn redelijk preuts waardoor je zelf ook niet zo snel in je onderbroek op het parkeerterrein gaat staan), een klapper op het ijzige parkeerterrein waar ik vijf minuten eerder al iemand op die manier zijn pols zag breken en de aanschaf van een papieren liftpas was het dan zover: De Berg Op.

Ik had geen idee waar ik het beste heen kon gaan, dus vroeg ik in de stoeltjeslift (zonder voetsteuntjes, gelukkig nog wel een beugel) raad aan een stel met een seizoenspas. Marcela en Jerry uit Tjechië bleken op de berg te werken, dus dat was een goede gok. Na me uitgelegd te hebben waar ik het beste heen kon gaan besloot ik toch nog even op te warmen op de piste onder de stoeltjeslift die ik net genomen had, en blijkbaar hadden zij dat idee ook, want tot twee keer toe kwam ik precies tegelijk met hen onder bij de lift aan, waardoor we weer samen omhoog gingen.

Toen dat voor de derde keer gebeurde had ik me genoeg bewezen en mocht ik met ze mee naar de andere pistes. Uiteindelijk hebben we de hele dag samen geboard, samen geluncht (ze -nee niet de Tjechen, het bergrestaurant- hadden lasagne, heel cruciaal voor een succesvolle dag op de piste) en hebben ze me het hele gebied laten zien. Dat klinkt veel, maar skigebieden in Nieuw-Zeeland blijken qua grootte, én in andere opzichten niet echt te vergelijken te zijn met die in Europa: de zeven liften (waarvan vier sleepliften -blauwe plekken in je kruis-) kwamen uit óf op blauwe pistes, óf op backcountry-terrein. Geen bomen. Uitzicht over een woestijnachtig laagland. Mount Doom naast je. Vulkaan boven je. Nee wacht, vulkaan onder je. Geen biertje en Jägermeister om vier uur want je moet nog een uur rijden. Anderzijds. 550 hectare op een uur rijden is altijd nog beter dan die drie liften in SnowWorld. En daarom ga ik morgen weer.

zaterdag 30 juli 2011

Taupo times 7: Famils

Zoals je aan het ondertussen aardig uitgebreide lijstje hier rechts kan zien, heb ik een hele hoop dingen gratis gekregen. Maar afgelopen week sloeg echt alles in de categorie ‘gratis activiteiten’, vooral omdat de meeste onder werktijd vielen waardoor ze dus niet alleen gratis waren, maar ik er zelfs voor betaald kreeg. M’n ‘werk’week zag er als volgt uit:

Donderdag: De hele dag werken. Jezus. Niet te geloven.
Vrijdag: 4 uurtjes werken, daarna raften en naar een thermisch bad
Zaterdag: roadtrip naar Rotorua en daar 4 uurtjes werken, betaald voor 8 en benzinekosten
Zondag: met de gondel en onbeperkt rodelen, 6 uur werken in Rotorua, betaald voor 8
Maandag: skydivesimulator, jetboat, natuurpark en raften. Geen werk, wel betaald
Dinsdag: Eigenlijk weekend, maar toch maar quadbiken
Woensdag: Te moe om te skydiven. Doe ik wel een andere keer. Net zoals het paardrijden dat gepland stond voor vrijdag.

Voor degenen die zich afvragen waarom ik dat allemaal gratis krijg: in het hostel waar ik werk boeken we ook activiteiten voor de gasten, en moeten we daar dus zoveel mogelijk productkennis over hebben. Ik ga nog proberen een gratis dagpas voor het skigebied te krijgen onder ditzelfde mom. Als ik dat snowboard ooit krijg. We dwalen af.

Vrijdag was het tijd voor teambuilding dus gingen we met het hele team raften op de Tongariro, die in Taupo’s achtertuin ligt. Schijnbaar kon je deze trip ook combineren met een middagje forelvissen, een aparte combinatie dacht ik zo. (Maar wel een goede, want ik heb deze week geleerd dat het in Taupo verboden is om forel te verkopen, dus de enige manier waarop je hier forel kan eten is door ‘m zelf te vangen.) Wij gingen na de trip gewoon chillen in thermisch bad, ook lekker. Dat hadden we wel verdiend, vooral het meisje die uit de boot gekieperd was en dat de rest van de trip aan moest horen.

Tijdens het weekend (jullie weekend, niet de mijne) moest ik werken in Rotorua, Taupo’s dichtstbijzijnde stad (55.000 inwoners), wat hier ongeveer een uurtje rijden vandaan ligt. Iemand van de YHA daar had z’n afscheidsfeestje en dus konden ze het niet maken een iemand van hun team achter te laten om op de zaak te passen, dus mocht ik dat doen. Omdat de receptie daar om tien uur ‘s avonds sluit had ik berekend dat ik daar dan rond een à twee uur ‘s middags zou moeten zijn om m’n shift te beginnen. Eenmaal daar aangekomen kreeg ik te horen dat ik wel om ‘een uurtje of zes kon beginnen’ want dan kon ik ‘gewoon eventjes meelopen en dan zie je wel hoe het hier gaat’. Dus had ik ineens vier uur in te vullen op een druilerige zaterdagmiddag die ik uiteindelijk voornamelijk heb besteed aan het bedenken wat ik eens voor lunch zou hebben en daarna hoe ik m’n avondeten zou regelen. Maar ik kreeg er in ieder geval voor betaald.

Zondag was ik mentaal wél voorbereid op m’n late start en had ik besloten met de gondel de berg op te gaan. Net zoals in Queenstown hebben ze in Rotorua Europees-heimweeopwekkende Doppelmaier-eitjes, die je naar de top van de berg brengen, waar je dan weer niet vanaf kan skieën, want het was midden winter en dertien graden. Hier wordt zodoende het gondelen zelf gewoon gemarket als belevenis, met een fotograaf aan de ingang om een foto van je in de gondel te maken. Bovenop de heuvel heb je een mooi uitzicht over Lake Rotorua en lekkere koffie. En zes verschillende rodeltracks die ik onbeperkt uit mocht proberen én na de afdaling steeds via de artiesteningang vooraan in de rij mocht aansluiten, vóór al die kindjes die schoolvakantie hadden.

Uiteindelijk was het toch tijd om een beetje te werken. Gelukkig heb ik in die zes uur zo ongeveer 4 internetkaarten opgeladen en 2 bustickets geboekt, dus ik was niet te moe voor al m’n activiteiten op maandag.

Op maandag mocht ik namelijk eerst naar Agroventures, een soort minipretpark met 5 attracties: bungy, swing, skydiveventilator, jetboat en een hangende fiets. Ik mocht ze allemaal doen, maar verwend als ik ben zag ik van de bungy en swing af, omdat ik daar vorige keer twee dagen later nog een kreupele rug van had. Dat nepskydiven was een stuk moeilijker dan het echie, en ik bakte er dan ook niks van. Die hangende fietsrace leek echt een kutattractie, en vergeleken met de rest stelde het allemaal niet zo veel voor, maar ik was er in ieder geval goed in (ruim 15 seconden onder het gemiddelde), dus het kreeg mijn zeehond van goedkeuring. Na dit stukje enerverende ochtendgymnastiek was het tijd voor Rainbow Springs, dat ik de categorie “het interesseert met niet zo veel maar het is gratis en ik ben een Nederlander, dus doen”. In Rainbow Springs kan je allerlei inheemse planten en dieren bekijken, behalve die ene interessante, de kiwi (uit de categorie dier, niet plant), want dat is een nachtbraker. Dus deed ik snel een rondje park, verbaasde me over de grootte van de forellen (groot) en verdiepte ik me in de Maori naam voor paling (tuna), maar dat was het wel zo’n beetje.

Ik moest om een uur weer terug zijn in het hostel voor m’n raftuitje. Eigenlijk dacht ik te gaan wildwaterkayaken (ik had vrijdag al geraft, kom op zeg), maar aangezien ik voor gratis meewilde denk ik dat ze in het kader van “ze moet niet zeiken” ze me in de raft zette, die toch slechts met twee Engelse boys gevuld was. Wat uiteindelijk een prima keus was, want het was echt de coolste rafttrip ooit: voor het eerst had ik zoiets van “hmm, dit zou wel eens mis kunnen gaan“ (ja, dat is iets positiefs). Dat gevoel bekroop me vooral toen we bovenaan de waterval van zeven meter dobberden. Gelukkig scoorde ik wel extra raftkarmapunten toen de gids vroeg of iemand wist wat de naam van die rivier, de Kaituna, betekende. Hij was vrij verbaasd toen ik het nogal specifieke antwoord “voedselpaling” gaf. Kai is hier een vrij ingeburgerd woord (“Chuck us some kai, bro”), en tuna, ja dat had ik net die ochtend geleerd! Was het rondje kiwiloos park toch nog ergens goed voor! Helaas had ik schijnbaar niet genoeg karma verzameld, want na helemaal veilig de waterval afgestort te zijn, kreeg ik het op een vrij rustig stuk alsnog voor elkaar uit de boot te kieperen. Waarschijnlijk had ik tijdens de vorige rafttocht op vrijdag iets te hard gelachen toen dat meisje uit de boot viel, en daar doet kennis over voedselpalingen niks aan af.

Na weer veilig terug in Taupo te zijn aangekomen, was het dinsdag weekend, en dus tijd voor nog meer famils! Dit keer mocht ik quadbiken, iets waar ik sinds ik klein was en op het grasveld bij de Hofcampweg al sputterend met een soort van miniquad een aanvaring met een hooibaal heb gehad, nooit echt in geloofd heb als vrijetijdsbesteding. Maar goed, wie weet hoe tijden in twintig jaar veranderen. Nou, bar weinig kan ik je zeggen, want ik bakte er nog steeds geen ene vrouwelijk geslachtsdeel van. Tijdens het oefenrondje kreeg ik het al voor elkaar van de track te raken, om vervolgens de quad op m’n arm te laten landen. De instructeur trok zich vrij weinig aan van mijn gestuntel en raadde me gewoon aan de tweede track te doen. Uiteindelijk kwam ik die wel af, maar besloot voor m’n eigen veiligheid (een snelle kansrekening in m’n hoofd berekende dat Martine x Een Uur Op Een Quad = 99% Kans Op Ziekenhuis) en het plezier van de rest van de groep gewoon maar bij de instructeur achterop te gaan. Na een uurtje achter op een quad door het bos geracet te hebben, hoefde ik alleen nog ‘mijn’ quad terug van het oefenparcours naar de loods te rijden, waarbij de gids opmerkte dat mijn vaardigheden “alweer een stuk vooruit waren gegaan”. Gelukkig maar, want ik zag nog net in de groep na ons een jongetje van hooguit twaalf heel soepel wegscheuren.

woensdag 6 juli 2011

Taupo times 6: Mulligan's

Een paar weken geleden liep ik door de supermarkt toen een man me heel vrolijk gedag zei en me vroeg hoe het me bij de YHA verging. Door het grote aantal mensen dat ik in een korte tijd had ontmoet, kon ik me niet herinneren wie hij was. Hij vertelde over zijn boot en dat een kennis van mij uit Auckland mee was wezen varen. Ik lachte vriendelijk en probeerde net te doen alsof ik precies wist wie hij was.

Later die avond ging ik met een collega wat eten in Mulligan's, de Ierse dorpskroeg. Waar de meneer van de supermarkt/boot achter de bar stond, daar kende hij me dus van! Ondertussen ben ik ook mee wezen varen, kom ik hem op een of andere manier steeds weer in de supermarkt tegen, weet ik dat hij Dave heet en met Tom in een huis woont, op woensdag en donderdag vrij heeft, maar soms van dienst wisselt met Gillian en dan op vrijdag en zaterdag vrij is.

Hoe ik dat zo weet? Omdat ik er een gewoonte van heb gemaakt zo drie keer per week 'even' wat te drinken bij Mulligan's. Op maandag omdat dat mijn vrijdagavond is en er voor de rest bar weinig te doen valt, op dinsdag want dan is het pubquiz, en nog ergens tussendoor op een andere dag, meestal omdat de Nieuw-Zeelandse tv zo onwijs kut is. (Gelukkig hebben ze alle leuke programma's op één avond gepland (vrijdag): New Zealand's Next Top Model - nog knulliger dan onze versie, Graham Norton en Catherine Tate. Vrijdag is dus mijn (enige) tv-avond.)

De maandag- en dinsdagavond verlopen via een vast patroon. Als ik op maandag rond een uur of tien binnenkom is er nauwelijks iemand hang ik aan de bar om de week door te nemen met Dave en Gillian. Dorpsroddels enzo. Dit heeft er een keer nog toe geleid dat een vaste gast van de YHA die 'm was gepeerd zonder te betalen, door zijn collega-truckers (die het nieuws in de kroeg hadden gehoord) via de truckradio uitgelachen werd en hij als reactie daarop de klantenservice van de YHA telefonisch uitschold omdat hij nooit de sleutels van het schoonmaakhok had gekregen. Nee, ik snapte de redenatie ook niet helemaal.
Rond een uur of twaalf, net als ik van plan ben naar huis te gaan, komen er mensen binnen die gezellig blijken te zijn en verhuizen we naar Element (de 'club' een paar meter verderop, ik ben geen fan maar je moet toch wat als de kroeg dicht gaat).

Op dinsdag zou de quiz eigenlijk om negen uur moeten beginnen, maar de quizmaster is meestal te laat en begint het een uurtje later. Dit tot grote ergernis van Tom, want die zit er om negen uur altijd helemaal klaar voor. Elke week opnieuw. In het begin zat ik bij Tom in het team (dat had Dave geregeld, want ik kende niemand). Nadat hij me maar bleef vragen om eens 'een kop koffie te gaan drinken' en ik daar helemaal geen zin in had (hij is echt onwijs saai) maar hij de hints niet bleek op te pakken, en hij toch het liefst alle vragen zelf beantwoordt (en daarbij heel hard op de tafel slaat, een beetje zoals de nerd van de klas op een been gaat zitten om z'n vinger hoger in de lucht te krijgen) en zijn teamgenoten louter als hulplijn beschouwt (vooral als je een vrouw bent - als hij nog een keer "goh, dat je dat weet, goed hoor" tegen me had gezegd alsof ik debiel was, had ie een klap gekregen), besloot ik maar m'n eigen team bij elkaar te sprokkelen. Tom zegt me nu geen gedag meer, maar dat kon ook komen doordat ie die dag een mislukte koffiedate had gehad met iemand die ie op het internet had leren kennen (hoorde ik van Dave).

Afgelopen dinsdag had ik even geen zin in de pubquiz en besloot ik niet te gaan. Om tien uur kreeg ik verontruste sms'jes van de barcrew om te vragen waar ik was en te checken of alles wel goed met me was. Ik ben er nog steeds niet uit of dit nou cool is of niet.

woensdag 22 juni 2011

Taupo times 5: Mount Tauhara

Op dinsdag heb ik vrij. Op dinsdag is het ook Cheap Tuesday bij Domino's Pizza. Dat betekent pizza's voor $5.90. (Dat betekent pizza's voor € 3,30. Niet per punt, per pizza.) Dat betekent 1312 kCal per dinsdagdiner. Gelukkig is het op dinsdag op een of andere manier altijd mooi weer. (Zo ook op midwinterdag. Geen wolkje aan de lucht. Graad of 14.) Dus om er voor te zorgen dat ik in die broek die ik laatst in de uitverkoop gescoord had (van $200 voor $50, maar wel maat 26) blijf passen, dwing ik mezelf op dinsdag iets actiefs te doen.

Achter mijn huis ligt een berg die me al een tijdje aanstaarde. Hoewel Mount Tauhara op privéland ligt, mag je 'm gelukkig wel beklimmen. Om bij de voet te komen moet je eerst een stukje snelweg nemen en dan een afslag nemen. Afslagen staan hier niet aangegeven met een groot blauw ANWB-bord, maar zijn gewoon straten die rechtstreeks op de snelweg uitkomen. (Invoegstroken hebben ze in dit deel van het land dan ook nog nooit van gehoord. Hoe relaxt moeten rijexamens hier zijn!) Dit is best lastig als je niet precies weet waar je die afslag dan kan verwachten. Vooral als je iemand achter je hebt zitten, want afstand houden doen ze in Nieuw-Zeeland niet. Dus nadat ik eerst de afslag zijstraat miste en vervolgens een bordje “132 km tot de volgende benzinepomp” te zien kreeg was ik even bang dat ik tot Napier op de snelweg vast zou zitten. (Ik ben nog nooit in Napier geweest, dus dat was altijd nog een leuk alternatief uitje geweest, bedacht ik me.) Gelukkig vond ik een paar kilometer verder een harde berm waar ik kon draaien en kwam ik uiteindelijk toch nog bij de berg aan.

Omdat Mount Tauhara dus op privéterrein ligt, was de weg naar de top niet zo goed aangegeven als 'nationale' wandelpaden die beheerd worden door het DOC (Department of Conservation). Af en toe stond er een wit paaltje in een weiland waar je de route mee kon vaststellen. In dat weiland, meestal precies op de kortste weg van paaltje A naar B, stonden heel veel koeien. Ik ben niet bang voor koeien, maar voel me altijd een beetje ongemakkelijk als ik hun territorium doorkruis. (Een beetje zoals je bij iemand op visite bent die je niet zo goed kent, elk moment bang om iets verkeerd te doen waardoor de situatie spontaan ongemakkelijk kan worden.) Volgens mij was dat gevoel geheel wederzijds want alle koeien begon heel manisch te loeien toen ik voorbij liep. Niet cool.

Gelukkig was alleen het begin van wandeling door weiland, en veranderde de omgeving al snel naar een modderpaadje door bos, dat soms zo smal was dat iemand die elke dag Domino's eet in plaats van alleen op dinsdag, er niet meer doorheen zou passen. (Gelukkig hebben dat soort mensen ook niet zo vaak de neiging heuvels te beklimmen.) Halverwege mijn klim kwam ik een groep gezellige Argentijnen en een door hun geadopteerde Spanjaard tegen die de route op All Stars aflegden, maar daar niet echt problemen mee schenen te hebben. Na anderhalf uur klimmen kwamen we eindelijk bij de top aan. Omdat de tocht naar boven door het bos was, kreeg je niet echt een idee hoe hoog je zat en hoe het er boven uit zou zien. Het verrassingseffect was daarom des te groter en het uitzicht zo fantastisch dat je er spontaan je vermoeide bovenbenen van vergat.

Als extra heb ik een filmpje voor jullie gemaakt! Zodat jullie m'n stem even kunnen horen.



Na een snelle afdaling zijn we nog met z'n achten naar de Spa Pool (de natuurlijke warmwaterbron) geweest en hebben we de hele avond in Mulligan's doorgebracht. Aangezien Mulligan's een steeds grotere rol in het weekend (en eigenlijk ook doordeweek) begint te spelen, zal het in de nabije toekomst een eigen blogpost krijgen. Stay tuned.

donderdag 9 juni 2011

Taupo times 4: Fietsen

Ik probeer zoveel mogelijk te fietsen, omdat ik dan benzine en een sportschoolabonnement bespaar. Ik heb een fiets te leen van m'n huisgenoot en helaas ook een helm, want die zijn hier verplicht. De helm is veel te groot, maar ik heb 'm op voor het geval dat. (Het geval dat ik politie tegenkom, niet dat ik val. Ik ben drie keer in m'n leven aangereden en m'n hoofd is zo ongeveer het enige lichaamsdeel wat daarbij nog nooit geraakt is. Gebaseerd op mijn ervaringen beveel ik aan dat je knie- en polsbeschermers draagt.)

Fietsen hier is niet heel eng. Er is nauwelijks verkeer en heel veel ruimte. Op weg naar werk rijd ik altijd over de parkeerstrook die langs de weg loopt, want daar staat toch nooit een auto op. Nou ben ik erachter gekomen waarom. Die parkeerstrook blijkt dus een fietspad te zijn. Wat betekent dat 95% van de wegen hier een fietspad heeft, en dus ook nog eens zo breed dat je er een auto op zou kunnen parkeren! (Wat officieel ook mag. Maar auto's worden meestal gewoon op het gras geparkeerd. Gewoon, omdat het kan.)


Naast on the road fietsen, kan je hier ook heel goed off the road fietsen. Bijvoorbeeld zoals Jed Mildon dat hier twee weken geleden deed. Een triple backflip, de eerste ooit:



Ik doe het hem niet na. Wat ik liever doe in de categorie off the road fietsen, is mountainbiken. Doordat ik bij de YHA werk, kan ik waarschijnlijk bij elke fietsverhuur tenminste één keer gratis een fiets meenemen als ik even tussen neus en lippen seminonchalant laat vallen waar ik werk. (“Hoi, kan ik hier een mountainbike huren? Hoeveel hebben jullie er eigenlijk? Dat is misschien wel handig om te weten, ik werk bij de YHA en verwijs gasten meestal naar jullie toe als ze een fiets willen huren.”) Het is me tot nu toe in ieder geval steeds gelukt. Als ik door alle verhuurs heen ben kan ik het waarschijnlijk wel weer maken om naar de eerste toe te gaan om even “bij te kletsen”. Als je er elke week heen gaat terwijl je er geen gast heen hebt gestuurd, wordt het een beetje ongemakkelijk.

Je hebt hier onwijs veel tracks. Niet zoals in Nederland; één lange track die je halverwege stiekem af kan snijden door een zondags fietspad terug naar het begin te nemen omdat je conditie toch niet zo goed was als je dacht, maar allemaal korte tracks die op elkaar aansluiten en in moeilijkheid variëren. Fietspistes in een fietsgebied, zeg maar. En ze hebben allemaal stoere namen. Het moet natuurlijk wel scene blijven.

Zoals je alleen al aan het kaartje kan zien, wordt er hier veel moeite in het aanleggen, bewegwijzeren en onderhouden van de routes gestoken. Zo kwamen Erik (m’n huisgenoot) en ik tijdens onze tocht een twee mannen met onder andere een wals tegen die het pad aan het onderhouden waren. Helaas waren ze nog niet toegekomen aan de enigszins cruciale brug die eerder door een boom was aangevallen. Na letterlijk best wat pijn en moeite overbrugden we het obstakel toch. Twee uur en twintig kilometer later ("We doen gewoon deze nog even en dan zijn we zo weer thuis." Niet dus.) waren we weer terug bij de verhuur. Gelukkig hoefden we niet naar huis te fietsen. Die laatste heuvel zou m'n benen definitief tot pudding omgetoverd hebben.

zaterdag 28 mei 2011

Taupo times 3: Vrije tijd

Met een reistijd van vijf tot 15 minuten van en naar werk en het centrum (vijf minuten met auto, tien minuten fietsen naar - want bergaf, 15 minuten van - want bergop), heb ik ineens heel veel tijd over om dingen te doen, omdat het in Londen altijd minstens anderhalf uur duurde om ergens te komen. Ook begin ik vaak vroeg (zeven of acht uur) of laat (half 12), waardoor er meer tijd aan één kant van de dag overblijft. Wat te doen met al die vrije tijd?!

Naar de Spa Pool
Als de drie vulkanen (net zo onuitspreekbaar als de IJslandse vakantieverpester: Ruapehu, Ngauruhoe (Mount Doom) en Tongariro) die ik vanuit m’n woonkamer kan zien, me al niet er aan herinnerden dat ik hier op een gigantische scheur in de aardbodem zit, dan doet de Spa Pool het wel. De Spa Pool is een knusse (soms iets te knusse) inham van een rivier waar warm water de rivier in borrelt. Dus kan je daar, zomer of winter (het weerbericht voor de winterse 28e mei - jullie 28e november: 14 graden en zonnig), lekker in badderen. Je kan er zelf de temperatuur aanpassen door aan de knoppen in de rondswand te draaien dichterbij de rivier (niet te dichtbij, anders kom je uiteindelijk in de Huka Falls terecht, en dat wil je niet) of bij de warmwaterval te gaan zitten. Ik had het koud en besloot een douche te nemen in de waterval - perfecte temperatuur. Drie dagen later kwam ik er achter dat er - zelfs nadat ik m’n haar had gewassen - er nog steeds (zwart) zand in m’n haar zat.

Door de grootte (of beter gezegd kleinte) van de bron, leer je er ook automatisch mensen kennen (of je nou wilt of niet), want elkaar negeren gaat heel moeilijk. Zonder mobiele telefoon waarop je plotseling talloze smsjes te checken hebt, is het namelijk heel lastig te veinzen dat je een ander niet hebt opgemerkt. En mysterieus in de verte staren werkt ook maar voor een minuut. Dat gebrek aan mobiele telefoons is ook onpraktisch omdat er geen kleedhokjes zijn. De Duitse handdoekombindmethode is dus voor de uitgebadderden de way to go, en dan is het maar hopen dat iedereen plotseling heel geïnteresseerd in die ene rots of vogel in de verte is.

Nachtleven
Er zijn een aantal bars in Taupo, waarvan Element waarschijnlijk de bestlopende is. Helaas betekent dit niet dat het daarom een leuke plek is om uit te gaan. Element hoort namelijk bij het Base-hostel, het Base-hostel hoort (al dan niet officiëel) bij de KiwiExperience. En bij de KiwiExperience horen 18-jarige Engelsen. Dus op een vrijdagavond om tien uur is de dansvloer gevuld met meisjes die veel te veel hun best hebben gedaan op hun uiterlijk (meestal zonder succes) en jongens die schuchter aan de rand met een arm en een been shuffelend een soort van semi-nonchalante indruk proberen te maken, maar meestal in plaats daarvan het signaal ‘Clearasil en onzeker’ uitzenden.

Vorige week hield Element echter een ‘industry party’, wat zoveel betekende als dat je er eindelijk het gezicht bij de stem aan de skydivetelefoon te zien kreeg, en onder het mom van ‘netwerken’ een saai gesprek kon afbreken om ‘nog wat andere mensen te leren kennen’. De meesten waren sowieso dronken (ook in Nieuw-Zeeland drink je niet voor de gezelligheid, je drinkt om dronken te worden).

Ik leerde onder andere een gast kennen die zichzelf een hele Hardcore Scenestar™ vond, volgetatoeerd en natuurlijk muzikant. Hij leefde van optredens en omdat ik hier enige potentie van een hobbyontwikkeling voor mezelf in zag, was ik heel geïnteresseerd en werd ik uitgenodigd om naar een van zijn optredens te komen kijken. Optreden was een groot woord bleek, hij speelde in de huiskamer van een hostel. Maar eerlijk is eerlijk, stiekem was hij wel echt goed. Ondanks dat hij flink dronken was toen ik hem leerde kennen, herkende hij me toch. (Zou ook goed kunnen zijn omdat ik in m’n eentje zat, dat ziet er toch een beetje sneu uit, maar hé, je hebt nog altijd een grotere kans mensen te leren kennen als je in je eentje in een openbare ruimte zit, dan als je in je eentje thuis zit. Als je er tenminste uit ziet zoals ik.) (Meent ze dat nou echt?) Hij nodigde me uit om gelijk een mopje te komen meezingen, en na mijn publieke auditie vond hij me gelukkig goed genoeg, zodat ik volgende week mag terugkomen voor meer.

Bloggen
Nee, dat doe ik dus niet in m’n vrije tijd, maar op m’n werk. Het is hier niet zo druk. En m’n collega’s snappen toch niet wat ik schrijf.

zondag 22 mei 2011

Taupo times 2: Het politiebureau

Een lieve oudere meneer kwam langs bij het hostel omdat hij een fototoestel had gevonden en dacht dat die wellicht van een van onze gasten was. Zo gaat dat hier in het dorp. Na wat research van onze kant, kwamen we tot de conclusie dat het níet van onze gasten was, omdat er foto's van huisfeesten, rugbywedstrijden en een jongen in een schooluniform op stonden. Daarom besloten we het fototoestel bij het politiebureau af te geven, omdat wij er niks mee konden. Zo gaat dat hier in het dorp. Ik was nog nooit bij het politiebureau geweest, dus ik vond het wel een leuke taak, misschien dat het bij zou dragen aan mijn integratie.

“Hallo, ik kom deze camera afgeven, die is gevonden bij de YHA.”
“Ok, ik moet even een formuliertje invullen. Wat is je naam?”
“Ik geef wel even een identiteitsbewijs, dat is wat makkelijker.”
*Schrijft naam over van id-kaart.*
“Waar kom je vandaan?”
Dat kan ze toch aan m'n id zien?
“Uit Nederland.”
“Oooh, daar is drugs legaal toch?”
“Eh ja, soort van.”

Wat voor een vraag is dat in godsnaam voor een politieagent? Blijf lekker in je rol! Dat nou elke stoner dat vraagt, oké, maar een politieagent? Ik weet dat Nieuw-Zeeland zo ongeveer het hoogste cannabisgebruik in de wereld heeft, dat iedereen blowt en het klimaat perfect is voor wietplanten in de achtertuin, maar ik weet niet helemaal hoe ik daar op moet reageren als een politieagent in een land waar het (toch) illegaal is me dat vraagt. Op zo'n toon.

“Hoe lang ben je hier?”
“Een tijdje, m'n contract loopt tot april.”
“Je weet dat je niet in je eentje in het donker moet lopen?”
“Ehm, hoezo?”
“Drie jaar geleden is er iemand vermoord.”
Drie jaar geleden? In Londen wordt er, afhankelijk van het stadsdeel, elke dag/week/maand wel iemand vermoord.
“Oh, oké. Bedankt voor de info. Ik zal voorzichtig zijn.”

Terug op werk.
“De mevrouw van het politiebureau zei dat ik niet in m'n eentje in het donker kon lopen...”
“Haha, nou je heb hier wel slechte buurten hoor.”
“Slechte buurten?”
“Jaha, naar Scannel Street wil je niet hoor, als het donker is. Gangs enzo.”
Eerlijk is eerlijk, ik heb nog niet proef op de som genomen. Maar bij deze geeft ik jullie een streetview link van Scannel Street (al dan niet in het donker), zodat jullie een beetje een idee krijgen van de achterbuurt van Taupo.



Grotere kaart weergeven

Al die vrijstaande huizen die voor een grimmige sfeer zorgen. Die keurig gemaaide bermen die de criminaliteit bevorderen. Het gebrek aan geparkeerde auto's en bomen die het de ultieme hangout voor gespuis maakt. Opvallend is wel dat Google Streetview halverwege de straat is opgehouden opnames te maken...

Gelukkig woon ik in een villa in een nette wijk:



Grotere kaart weergeven

maandag 16 mei 2011

Taupo times (1)

Jongens, ik ben niet boos. Ik ben teleurgesteld. Geen een suggestie voor een eventueel blogtopic. Nou, dan schrijf ik toch gewoon lekker weer over mezelf? Prima hoor, heb je alleen jezelf mee!
Binnen een week tijd ben ik getransformeerd van backpacker naar inwoner van Taupo, met alles erop en eraan. Zoals je aan de checklist kan zien, ben ik aardig opgeschoten. Zullen we het even puntgewijs doornemen? Goed.

Baan
Is leuk en hartstikke relaxed. Het team bestaat uit vrouwen onder de 30 en brengt het grootste gedeelte pratend met elkaar of met klanten door. Ik moet nog wel even het computersysteem doorkrijgen, want met al die verschillende vouchers, codes en programma's zie ik op het moment voornamelijk bos en niet zo veel bomen, maar dat komt wel goed. Wat trouwens opvallend (en vrij onverwacht) is, is dat de rest allemaal Nieuw-Zeelands is. Ik ben benieuwd hoe mijn Engels over een jaar klinkt...

Bankrekening
Die kon ik gewoon openen met een paspoort en contract. Binnen twintig minuten stond ik buiten met een bankpas. M'n portemonnee begint ondertussen uit te puilen met zes verschillende bankpassen (twee van elk land).

Huis
Ik had dit keer écht geen zin om lang in tijdelijke woonruimte te zitten. Dit had mede te maken met mijn huisgenoot in het YHA-complex waar de YHA mij accommodatie aanbood voor de eerste paar weken. Gary is vrachtwagenchauffeur met Heul Veel Problemen. Hij kan de gasrekening niet betalen (en ik moet het weten). Hij heeft ruzie met zijn vrouw (en barst in huilen uit). Hij mist z'n vrouw (maar heeft geen geld om haar op te zoeken). Hij vindt zichzelf heel grappig (en lacht dan heel hard). Daarom was ik heel blij toen Erik uit Den Haag een kamer over had in zijn vrijstaande stulp met open keuken en bubbelbad. Het ligt een beetje uit het centrum, maar dat maakt niet uit want:

Auto
Waar ik ook echt geen zin in had, was afhankelijk te zijn van het (nauwelijks bestaande) openbaar vervoer hier. Gelukkig moesten twee backpacksters hun auto nodig kwijt, en ben ik nu de trotse eigenaar van een Toyota Corona (neehee, níet Corolla!) DX 1990. Voor mensen die betere dingen te doen hebben dan automerken en -modellen uit hun hoofd te leren: een familiewagen met grote kofferbak. Voor ongeveer €600,-. En ook nog eens automaat. (Het verkeer is hier zo druk en chaotisch dat je helemaal geen tijd hebt om te schakelen. Not.) Plus twee flessen wodka, een slaapzak, een winterjas, drie paraplu's, een zak vol hotelshampoo en casettebandjes van Dolly Parton en de Backstreet Boys, want die konden ze niet meer mee terug nemen.

Gratis skydive
Zoals beloofd door de manager tijdens m'n sollicitatiegesprek over de telefoon, krijg je als hostelmedewerker de kans om alle activiteiten die je voor de klanten kunnen boeken, uit te proberen, zodat je weet waar je het over hebt. En laat nou de activiteit waar het meeste geld mee verdiend wordt, en de meeste concurrentie voor is, skydiven zijn. Dit betekent dat de bedrijven staan te trappelen om je gratis mee te nemen, je de hoogste sprong laten doen, je dvd's, video's en t-shirts meegeven, om maar te laten zien dat zij toch wel de allertofste zijn. Dus twee uur nadat ik mijn eerste werkdag was begonnen kreeg ik te horen dat ik geboekt was voor een skydive. De dag daarna kwam de concurrentie langs om me te laten weten dat als ik op een ochtend wakker werd, een blauwe lucht zag en zin had in een sprong, ik ze vooral moest bellen, dan zouden ze me gelijk komen ophalen. Geen probleem!

maandag 9 mei 2011

Queenstown (Finale) – Christchurch

Uiteindelijk ben ik in totaal bijna drie weken in Queenstown gebleven, waarvan ik het grootste gedeelte werkzoekend doorbracht. Al snel kwam ik er echter achter dat íe-der-een werk aan het zoeken was. En dat bijna niemand iets (fatsoenlijks) vond. (De plaatselijke skiverhuur had driehonderd sollicitaties binnengekregen. De klantenservice moet daar echt fantastisch zijn deze winter.)

Omdat ik mezelf wel goed vind, maar tegelijkertijd ook een prima wiskundig inzicht heb waardoor ik snap dat ik, ondanks mijn stralende persoonlijkheid, proactieve houding en fantastische gevoel voor humor, met driehonderd sollicitanten toch (iets) minder kans heb dan wanneer er, zeg, tien mensen solliciteren, (hier gaat de zin door) besloot ik op andere (werk)paarden te wedden. In Auckland hadden ze iemand nodig die Nederlands en Duits sprak om campers te verhuren en in Taupo waren ze op zoek naar een hostelreceptionist. Na twee sollicitatiebrieven kreeg ik twee telefoontjes, waarin ik werd uitgenodigd voor twee telefonische sollicitatiegesprekken waaruit ik twee banen aangeboden kreeg. (Ik heb een nieuw talent in mezelf ontdekt: naast m'n wiskundige inzicht, stralende persoonlijkheid, proactieve houding, fantastische gevoel voor humor en het schrijven van interessante sollicitatiebrieven, kom ik blijkbaar ook onwijs leuk en betrouwbaar over over de telefoon.)

Omdat de Campermevrouw de eerste was om me een baan aan te bieden, had ik me mentaal helemaal voorbereid om naar Auckland te gaan. Eigenlijk wilde ik namelijk helemaal niet zo graag naar Auckland, want Auckland is een grote stad en ik heb net anderhalf jaar in een grote stad gewoond. Maar zoals ze hier zeggen “beggers, pardon biggers, can't be choosers”: de locatie was dan wel niet mijn eerste keuze, maar de baan leek prima, ze wilden me voor een lange tijd hebben en ik kon altijd later nog verhuizen als ik iets beters zou vinden.

Terwijl ik op weg was naar Christchurch om een camper van (hahaha. camper van. campervan. sorry.) hun op te halen om naar Auckland te rijden (nee, een rijtest was inderdaad geen onderdeel van het sollicitatiegesprek, anders hadden ze wel beter geweten), belde YHA op om me te laten weten dat ik ook van harte welkom was in Taupo. Zoals een relatie in een standaard romantische komedie, besloot ik door te gaan op hetzelfde pad, omdat dat de doordachte, juiste keuze was, om vervolgens tien minuten later te beseffen dat ik dat helemaal niet wilde en toch voor de ander koos. Gelukkig had ik niet, zoals in de film, tegen Taupo “Bel me nooit meer, dit is het einde”, maar in plaats daarvan het iets minder drastische “Kan ik je over een uurtje terugbellen?” gezegd, waardoor het toch nog allemaal goed kwam en ik deze week in Taupo begin.

Ook daar mag ik zo lang blijven als m'n visum toelaat (april 2012). Ik verdien iets minder, maar: 1. het werk lijkt me leuker 2. Taupo ligt precies in het midden van het Noordereiland waardoor je binnen een paar uur zowel aan de noord-, west- als oostkust kan zitten 3. het is een middelgroot dorp (voor Nieuw-Zeelandse begrippen – 22.000 inwoners) met natuurlijke warmwaterbronnen en een hele hoop buitensportactiviteiten 4. die ik waarschijnlijk met korting of zelfs gratis kan gaan doen 5. en het grootste skigebied van Nieuw-Zeeland ligt op een uurtje rijden (je kan de vulkaan zien liggen vanuit de keuken van het hostel).

In Christchurch zelf heb ik uiteindelijk weinig gedaan, omdat toerisme daar op het moment nou niet bepaald een prioriteit is en ik die camper nu ook niet meer hoefde op te halen. Het centrum was nog steeds afgesloten en er waren nauwelijks mensen op de been, dus bracht ik de dag door met zo veel True Blood (voor de mensen onder een hele grote steen: een tv-serie) dat ik er van ging dromen. (Voor de kenners: ik werkte op een treinstation en Sam was mijn baas, maar hij was helemaal depressief en had een hele lange lijst op zijn arm gemaakt van dingen die hij verkeerd had gedaan in zijn leven. Ik was ondertussen verslaafd aan V. Gezellig hè?)

Ook had ik eindelijk de tijd om Once Were Warriors te kijken, een film die door Nieuw-Zeelanders te pas en te onpas gequote wordt ("You want eggs?") en waar ik ondertussen wel benieuwd naar was geworden. Ik wist van tevoren dat het geen vrolijke film zou zijn, maar dat het zo verschrikkelijk neerslachtig en intens was, had ik niet verwacht. Zeker een kijktip, maar zorg wel dat je misschien een paar van die gezellige korte Pixarfilmpjes voor daarna heb klaarstaan om de boel een beetje op te vrolijken.

Wat stiekem nog wel spannend was, was dat ik een naschok (4 op de schaal van Richter) heb gevoeld: ik dacht dat het aanrecht trilde omdat er ergens een wasmachine ofzo stond te centrifugeren, totdat iemand anders me op wees dat dat dus een aardbeving was. Iets minder spannend dan hoe ik me een aardbeving altijd had voorgesteld. Gelukkig maar.

Omdat ik vanaf deze week dus aan het werk ga, zullen er geen reisverslagen meer volgen, maar ik zal jullie proberen op de hoogte te houden mochten er interessante dingen gebeuren. Ik moet namelijk nog een aantal spannende dingen doen zoals een huis zoeken, een sociaal leven opbouwen, een auto kopen en het skigebied verkennen en daar valt vast wat over te vertellen. Maar als je nou altijd al de wens hebt gehad om iets van mijn hand over een bepaald onderwerp (Nieuw-Zeelands, of niet) te lezen, kan je hier natuurlijk heel 2.0 altijd een verzoekje achterlaten in de comments. Als ik er dan een mening over heb (waarschijnlijk wel) en het niet te druk heb met een vers gescoorde skileraar (vast niet), zal ik daarmee de tijdelijke leegte vullen.

(Ik weet dat gemiddeld zo'n dertig mensen dit lezen, dus alsjeblieft, geen oorverdovende stilte. Dat is niet goed voor m'n recentelijk zo gegroeide ego.)

donderdag 28 april 2011

Milford Sound & Queenstown (2)

Milford Sound ligt gok ik zo'n 70 km hemelsbreed van Queenstown af, maar je doet er vier uur over om er te komen, omdat er van die verdomde bergen tussen liggen. Verdomd mooie bergen, dat wel. Dat is dan ook bijna het enige wat er op de weg naar en in Milford Sound te zien is. Ook valt er niet veel te horen, ondanks de naam. Een sound is namelijk een soort fjord, maar dan net iets anders waar (volgens Wikipedia, dus waar) geen Nederlandse vertaling voor is (doodlopende zeestraat lijkt me nog het meest geschikt). Gelukkig hebben ze het om het ons makkelijk te maken, eigenlijk verkeerd benoemd en is de sound tóch een gewoon een fjord.

In Milford Sound regent het gemiddeld 182 dagen per jaar, maar niet toen wij (nog steeds Annabelle en ik) er waren. Het had de nacht ervoor wel gesneeuwd, waardoor ik in de bus even Children van Robert Miles op moest zetten om helemaal van het uitzicht te kunnen genieten. In de bus zat ook een Braziliaan die nog nooit sneeuw had gezien, dus toen we een van de vele fotostops maakten, was hij druk bezig sneeuwballen te maken van de 2 centimeter sneeuw die langs de weg lag.

Eenmaal in Milford zelf aangekomen gingen we de boot op om de fjord zelf te bekijken. Dat was erg mooi, maar weer eens zo'n ervaring waar eigenlijk niet zo veel over te vertellen valt. Dus ik kan hier wel een heel verhaal over strakblauwe luchten, watervallen, dolfijnen en zeehonden op gaan hangen, maar misschien is het interessanter om gewoon naar de foto's te kijken.

De volgende dag werd het alweer niet uitslapen, want vandaag gingen we (alweer samen) canyoningen. We hadden besloten de Routeburn-canyon te doen. Dit was de canyon voor gevorderden en dus zaten we in een groep met gespierde mannen en brandweervrouwen. Het zou een frisse dag worden, want toen we erheen reden, zag de gids dat de waterval die de canyon voedt, bevroren was. We werden dan ook helemaal halal ingepakt, inclusief mutsjes, voordat we onderstebovenachterstevoren van een rots werden afgeduwd. Na drie uur springen (“in het blauwe water, op je kont landen, het is er twee meter diep, níet springen, gewoon stappen anders land je op die rots”), abseilen en bibberen (het was toch best koud) waren we terug in de bus naar Queenstown.

Om de dag nog goed af te sluiten gingen we naar de Cowboybar (beetje verwarrend, aangezien we de Buffalo Bar de Cowboybar noemden, totdat we erachter kwamen dat er dus echt een Cowboybar was), waar ze zadels als barkrukken hadden, een Harrie de Hengst in de hoek hadden staan en Garth Brooks op vol volume draaiden. Ze hadden er ook een sjoelbak staan, maar die was anders dan de Nederlandse versie: het zag er, om in cowboytermen te blijven, niet uit als een schapenverdeelstation, maar meer als een ondergesneeuwd polderweiland met een sloot eromheen: een lange tafel bestrooid met zout, omringd door een geul. De truc was dan ook om de met ijzer beslagen sjoelsteen zo ver mogelijk naar de andere kant te shoolen (nee joh, zo heet dat helemaal niet in het Engels, het heet Shuffleboard), zonder dat die aan de andere kant weer er vanaf viel. Dit was moeilijker dan gedacht, omdat de sjoelstenen een soort van magische antiwrijvingskrachten bezaten, waardoor het ongeveer een half uur duurde totdat Annabelle de partij met 20-15 won. (Gelukkig was de sjoelbak niet zo populair als dat de pooltafel normaal gesproken is. Ik ben daar net zo slecht in, waardoor er meestal een rij muntjes en mensjes ongeduldig staan te wachten totdat Martine eindelijk eens die zwarte bal pot.)

zondag 24 april 2011

Queenstown (1)

In Queenstown hebben mensen die eeuwig de strijd met hun angstgevoelens willen aangaan (zoals ik) de ultieme strijdgrond. Zo is het de eerste plaats waar commercieel werd gebungyjumpt, kan je er skydiven, paragliden, canyoningen, hydrospeeden, raften, downhill mountainbiken, rodelen, en nog tientallen andere dingen doen om je adrenalineniveau op peil te houden.

Ik had mezelf al jaren voorgehouden, dat ik ooit wel zou bungyjumpen, zo lang ik maar aan m'n middel vastgebonden zou worden in plaats van aan m'n voeten. Net voordat ik naar Nieuw-Zeeland ging kwam ik erachter dat zoiets ook daadwerkelijk bestond, in Queenstown dus. De 'freestyle' Ledge Jump is 47 meter hoog en ligt op de top van een berg waar je over het dorp uitkijkt. (Niks in vergelijking met de Nevis Jump, die 132 meter hoog is en waar je uit een gondeltje een ravijn in springt. Ik en mijn angstgevoelens hebben hier dagelijks discussies over. Ik geloof dat we nu de deal hebben dat ik 'm moet doen voordat ik hier vertrek.) Om er te komen moest je de gondel omhoog nemen, en het stelde me gerust dat de gondels op het zuidelijk halfrond ook gewoon Doppelmayr-eitjes zijn, met zelfs dezelfde 'niet je skischoen tussen de deur zetten'-waarschuwing in vier talen.

Anyway, de freestyle bungyjump dus. Omdat je aan je middel vastgesnoerd wordt, kan je heel goed het 'woooo ik kan vliegen' gevoel opwekken door gewoon het huisje uit te rennen, desnoods wapperend met je armen. (Je kan ook Superman nadoen, Matrixmoves maken of in een ballenknijper je indenken dat je een Olympisch zwembad induikt. Met een gewone bungy kan dat allemaal niet omdat je voeten vastgebonden zitten, waardoor de enige mogelijke move de Zelfmoordlemming is.) Nadat mijn hulpje me had ingesnoerd, nam hij me mee naar de rand om me te laten zien waar ik van af ging springen. (Mijn gedachte: “Kut.”) Weer een paar stappen terug in het hokje maakte ik een valse start omdat degene die aftelde heel grappig “1... 2... 5!” zei, en me dat helemaal van m'n apropo bracht. Nadat hij zijn lesje geleerd had en gewoon normaal “1... 2... 3!” zei, ging het wél goed, al dacht ik nog steeds “Kut!”. Na 0,0001 seconde was het over en begon het echt enge gedeelte, het wachten totdat ze me aan hetzelfde touw terug omhoog takelden. Na het bungyjumpen was de lol nog niet over, want boven op de berg hadden ze ook een rodelbaan. Niet een ijzeren zoals in Duinrell, maar een betonnen slingerweg waar je heel gemakkelijk uit de bocht kon vliegen als je je niet aan de aanwijzingen hield. Op een of andere manier waren dat alleen mannen. Compensatiegedrag, vast.

Ik was nog steeds samen met Annabelle, die uiteindelijk ook besloot een bungyjump te doen vanaf de Kawarau-brug, waar het allemaal ooit eens begonnen is. Ik en Tom (de sjieke Edward Cullen look-a-like die uit de bocht gevlogen was bij het rodelen en daar zeer overstuur van was omdat het zijn Goretexjas had beschadigd) gingen mee voor de moral support. Blijkbaar binden ze daar je voeten nog vast op de originele manier: met een handdoek en autogordel. Nog een reden waarom de freestyle beter is.

Na zoveel adrenaline was het tijd voor het volgende Queenstown-icoon: de Fergburger. Een Fergburger is een ultieme staphamburger: als je er een eet voordat je uitgaat is het bijna onmogelijk dronken te worden, en het is de beste optie na je stapavond want de tent is open tot vier uur 's ochtends, en zelfs om acht uur 's avonds smaakt hij al fantastisch goed, moet je nagaan hoe die om twee uur 's nachts zou smaken! Er staat dan ook altijd een rij.

Na een stevige bodem kon er wel wat gedronken worden. Tijdens m'n reis kwam ik steeds mensen tegen die het over 'de theepottenbar' hadden. De World Bar, zoals het bleek te heten, bleek tijdens Happy Hour cocktails voor de belachelijk lage prijs van $8 per pot te schenken. Ook hadden ze een waterpijp, wat een hele belevenis voor de plaatselijke jeugd was, want die hadden er nog nooit een gezien.

"Wat is dat?"
"Een waterpijp."
"Word je daar stoned van?"
"Wat denk je zelf?" "In Nederland soms wel, maar hier niet."
"Wow, mag ik het ook eens proberen?"

Nadat de ze allemaal een trekje van de waterpijp hadden gehad, vertrokken we naar de volgende bar, want het Happy Hour was afgelopen en in de Buffalo Bar kregen we twee-voor-de-prijs-van-een tot twaalf uur. Daar had ik nog een soort van leuke rocker versierd, maar ik had 'm verkeerd verstaan, waarna ie stiekem toch iets minder leuk was:

[...Blablabla, waar kom je vandaan, hoe lang ben je hier al, doe je muts (ja, het was er weer eens een met een muts en baard) eens af want je zou kalend kunnen zijn, blablabla...]
"What do you do?"
"I'm a drummer."
"A drummer, cool! Me too, but not a very good one."
"Not a drummer, a plumber."
"Oh... well I'm not very good at that either."

(Ik discrimineer verder niet hoor. Mocht je nou een hele leuke loodgieter zijn, stuur me gerust een e-mail (met foto). Vooral als je een stoppelbaard hebt en een muts draagt.)

zondag 17 april 2011

Lake Matheson & Wanaka

Een van de grootste voordelen van de Magic bus is dat het je niet alleen naar de plaats van bestemming brengt en daarbij ook nog je overnachting en activiteiten boekt, maar ook nog eens tussenstops maakt op plaatsen die de moeite waard zijn. Op deze dag was dat Lake Matheson, in the middle of nowhere (zoals wel meer plaatsen hier), waar een normale bus dus niks te zoeken heeft. Na een korte wandeling kwamen we uit bij het beste uitzicht dat ik tot nu toe heb gezien. Frisse ochtendlucht, zon, besneeuwde toppen, 100% Bob Ross. Ik ga er verder geen woorden aan vuil maken, kijk maar gewoon naar de foto (klik voor groter).



Een paar uur verder met de bus, kwamen we in Wanaka aan. In de winter is het een skidorp (al ligt het, net zoals andere skidorpen in Nieuw-Zeeland, niet direct aan de pistes) en in de zomer een waterskidorp. In de herfst is het niet zo veel. Toch wisten Annabelle en ik ons een middag goed te vermaken, met dank aan Puzzling World (is wat de naam doet vermoeden), en dan vooral het doolhof ervan. Het doel was de vier torens en dan de uitgang te vinden. De gemiddelde tijd dat men in het doolhof doorbrengt was een uur en de gemiddelde afgelegde afstand vijf kilometer(!), aldus het infobord. Een uur en lamme voeten later konden we dat beamen: we hadden alle torens gevonden, maar konden de uitgang niet vinden. Op een gegeven moment waren we er zo klaar mee dat we via de nooduitgang naar buiten zijn ontsnapt. De rest van Puzzling World bestond uit niet zo boeiende hologrammen, werken van Escher (uiteraard) en een kamer die zo gebouwd was dat je evenwichtsorgaan er helemaal van in de stress raakte.

Nadat we helemaal gaargepuzzeld waren, hadden we het plan naar de bioscoop te gaan. Die scheen namelijk helemaal hip te zijn met luie banken in plaats van bioscoopstoelen en versgebakken koekjes en pizza in plaats van popcorn. Helaas was er een Rainbow Warrior-filmfestival aan de gang, met films over de verwoesting van het regenwoud en de walvisjacht. Nou vind ik dat best interessant, maar niet als ik op vakantie ben. (En er geld voor moet betalen. Ik betaal alleen geld voor activiteiten waar ik me beter van ga voelen. Dit soort dingen bewaar ik liever voor een regenachtige dinsdagavond in November op Nederland 3.) In plaats van de bioscoop kwamen we terecht in een onverwachts hip eetcafé voor zo'n klein plaatsje: er waren zelfs mannen met skinny jeans!

De volgende ochtend was het reden voor een klein persoonlijk feestje: de resultaten van mijn longröntgen en bloedtest die ik had moeten ondergaan voor de aanvraag van mijn Working Holiday Visum waren binnen en ik was helemaal gezond! (Goh, geen tuberculose, wat een verrassing. Maar toch fijn om te weten.) Ook bleek dat mijn beslissing om alle resultaten in een online database te laten zetten (beetje nieuw nog in Nieuw-Zeeland), in plaats van het op de papieren manier te laten doen, direct zijn vruchten afwierp: een half uur nadat ik mijn uitslag ontving was mijn medische verklaring ook door de immigratiedienst goedgekeurd.

vrijdag 15 april 2011

Franz Josef

Weer een dag verder mochten we naar Franz Josef (dat is een plaatsnaam, niet iemand die ik Londen heb leren kennen, ik zou het ook een goede naam voor een hele chagrijnige kat vinden), waar het ruige Nieuw-Zeeland dan eindelijk ging beginnen. Franzie J. is vooral interessant vanwege de gletsjer die in zijn achtertuin ligt, het dorp zelf bestaat uit twee straten. Omdat het m'n verjaardag was (bedankt iedereen die eraan gedacht had!) mocht ik van mezelf de veel te dure heli-hike doen. Je zou dan met een helikopter bijna bovenaan de gletsjer afgezet worden waar je dan twee uur zou rondbanjeren. Zou inderdaad, want in Franz is het 220 dagen per jaar slecht weer, en zo ook op deze dag. De heli kwam dus niet in actie en was het beste alternatief een hike vanaf de onderkant van de gletjser, iets minder spectaculair, maar zeker ook de moeite waard. Het enige waar ik niet zo blij mee was, was de gids:

“Hey Justin, hoe oud is de gletsjer?”
“Dat ligt eraan hoe oud je denkt dat de aarde is. Maar de algemene consensus is 7000 jaar.”
“Godverdomme, achterlijke Christen-Amerikaan! Ik vroeg je niet naar je eigen mening, ik vroeg je hoe oud die gletsjer is. Jezus Christus!”
“Oh.” En tegen mijn reisbuddy Annabelle: “Zei ie dat nou echt? Ik vraag het straks wel even aan iemand anders.”

Later werd onze grote groep in kleinere groepjes opgedeeld en kregen we een nieuwe gids. Hij was piepjong en nog nooit Nieuw-Zeeland uitgeweest, maar hij vertelde ons wel heel trots dat hij een paar maanden geleden wel helemaal naar Wellington was geweest. En naar Queenstown!

“Hey Ben, hoe oud is de gletsjer?”
“Dat ligt eraan hoe je er naar kijkt...”
*Zucht*
“...de sneeuw op de gletsjer zelf doet er zo'n 300 jaar over om van de top naar de voet te komen. Maar de gletsjer zelf is zo'n 25.000 jaar oud.”
“Cool Ben, bedankt!”

Na de wandeling over het ijs en de bijna net zo lange wandeling terug naar het dorp, was het tijd voor avondeten én drankjes, want ik had zoveel geld bespaard door niet te helihiken, dat er wel een dinertje vanaf kon voor m'n verjaardag. Niet dat ik me heel jarig voelde, want ik ben normaal gesproken niet jarig in de herfst, maar ik had ondertussen genoeg reisvrienden gemaakt (drie Nederlanders, een Australiër die heel erg op Robert Pattinson leek en mijn ondertussen vaste reis- en activiteitenmaatje Annabelle) dat ik er in ieder geval een gezellige avond van kon maken. Eén van hen had het in haar hoofd gehaald om Happy Birthday te laten draaien (inclusief meezingende obers) en me een verjaardagscake te geven, maar gelukkig had de rest van het restaurant in ieder geval niet de neiging om mee te zingen.

woensdag 13 april 2011

Westcoast (Picton - Nelson - Abel Tasman - Greymouth)

Na vier weken op het Noordereiland, was het eindelijk tijd om aan het echte werk op het Zuidereiland te beginnen. Volgens de reizigers die ik gesproken had, was het Zuidereiland nog tien keer mooier dan het Noordereiland, dus dat beloofde wat. Na drie uur kwam de boot uit Wellington aan in Picton. Behalve een ferryterminal heeft Picton niet zo veel, dus na een gezellige avond met vier Nederlandse meiden in de hostelkeuken, was het de volgende dag tijd om te vertrekken naar Nelson, waar dan wel wat te doen scheen te zijn.

Na wat internetonderzoek bleek Magic toch weer de beste optie te zijn, al bleek de eerste chauffeur een beetje irritant te zijn omdat ie me perse in een ander hostel wilde boeken dan degene die ik uitgekozen had. Waarom weet ik niet precies, maar uiteindelijk zette hij me toch af bij Accents on the Park in Nelson. Daar was het direct een feest van herkenning met driedubbele stapelbedden in de dorm, iets wat ik sinds London Backpackers nergens anders gezien had. Het feest van herkenning ging nog even door toen ik het volgende gesprek in de keuken had:
“Hee, ben je ook Nederlands?”
“Ja, oh jij ook?”
“Waar kom je vandaan?”
“Amsterdam.”
“Oh, daar heb ik ook gewoond en gestudeerd.”
“Oh, ik ook alleen tijdens m'n studeren hoor. Ik kom eigenlijk uit Den Haag.”
“Ik ook, nou ja, Wassenaar.”
“No way! Ik ook!”
Uiteraard werd het uur daarna doorgebracht met het uitpluizen van gezamenlijke kennissen en of we nou wel of niet tegelijk op het Rijnlands hadden gezeten.

De volgende ochtend was het (alweer) vroeg opstaan, omdat er een dagtrip naar Abel Tasman National Park stond gepland. Om zeven uur zat ik in de bus, half tien op de boot en om kwart over tien op het wandelpad dat ons de rest van de dag zou bezig houden. Alhoewel de Kiwi's vanaf dat ik Nieuw-Zeeland ben constant klaagden over 'koud' en 'herfst', kon het weer op geen enkele manier beter zijn; twintig graden en strakblauw. (Schijnbaar heeft dit gedeelte van het land ook het meeste zonuren, en wordt het er in de winter ook niet echt kouder dan 15 graden. Wat nou winter.) Abel Tasman is nog niet zo ruig als de rest van het Zuidereiland en na 13 kilometer van gouden stranden en knalblauwe zee kon Abeltje ook weer van de to-do-list afgestreept worden.

Omdat de Magic-bus Greymouth als verplichte stop had, moesten we maar zien een avond daar door te brengen. Hoewel het de grootste stad van de westkust is (wel 13.000 inwoners), was er echt bar weinig te doen. Het enige wat nog soort van interessant was, was de tour door de Monteith's-brouwerij, en dat was vooral omdat de halve bus erheen ging en er ook avondeten bij in zat. Niet zozeer de tour zelf, want die werd namelijk geleid door een meneer die klonk alsof hij een onzichtbare autocue bij zich had. Gelukkig was het bier prima, het gezelschap leuk en het eten erg goed.

donderdag 31 maart 2011

Wellington

Wellington is de hoofdstad van Nieuw-Zeeland, maar voelde helemaal niet zo. Het is klein, schattig, schoon en vooral rustig. Zelfs de duiven zagen er gezond uit. Het is omgeven door groene heuvels, waarop witte huisjes staan. M'n hostel paste niet echt in dit beeld: een grote grijze flat van acht verdiepingen, van de Base-keten. Mede-magiër Matt en ik waren de enige van de hele bus die besloten hadden om hier te slapen, de rest van de bus zat in de YHA. Base heeft namelijk de naam de (verdorven) thuishaven te zijn van de 'Big Green Fuck Truck', oftewel de KiwiExperience, een soort Magic-bus, maar dan met vooral 18-jarige Engelsen. Omdat Matt en ik het enigszins gehad hadden met onze nogal saaie, ik bedoel natuurlijk volwassen en rustige, medepassagiers, besloten we gewoon eens voor het goedkopere Base te gaan. En dat was eigenlijk best prima: nette dorms en schoonmakers die de neiging hadden de badkamers te doen nét voordat ik wilde douchen.

In de kelder was er een bar waar het eigenlijk nooit echt losging (waar zijn die Engelsen als je ze nodig hebt?), maar het was er vast gezelliger dan in de woonkamer van de YHA. Zo werd er op zondag een pubquiz georganiseerd, met vragen zoals “Wie is de aanvoerder van de All Blacks?”; punt verloren omdat ik er zeker van was dat dat Dan Carter was. Dan Carter, is hoewel veruit de knapste, helaas níet de aanvoerder; “Is Ninety Mile Beach langer of korter dan negentig mijl?”; mijn gebrek aan rugbykennis gecompenseerd omdat ik heel autistisch wist dat Ninety Mile Beach 64 mijl lang was en we daarvoor een bonuspunt kregen. Mijn toppunt van nutteloze kennis kwam echter naar boven bij de vraag “Hoe lang duurt het orgasme van een varken?” (een half uur). Helaas mocht dit niet baten, want we werden derde. Van de vier.

Wellington schijnt de bijnaam 'Windy Wellington' te hebben. Waarom weet ik niet precies, want toen ik er was, was het namelijk helemaal niet winderig: afgezien van één ochtend was het dagelijks strakblauw. Overdag versleet ik daarom met het zitten in de zon op het balkon, zitten in de zon op het terras van een Belgisch biercafé met een glas Leffe en friet met mayonaise, zitten in de zon aan de boulevard, lopen in de zon door de botanische tuin en winkelen in de zon (waarbij ik onder andere het volgende heb gespot: 1. in de supermarkt: taaitaaipoppen van Albert Heijn, stroopwafels, dubbelzoute drop, beschuit van Bolletje, gevulde koek, roggebrood, speculaas en bokkepootjes, 2. 25 verschillende DVD's van André Rieu in één winkel 3. een grote paardenmagneet in een winkel die 'gifts for men' heette. Met als omschrijving 'for on your car, safe or fridge'. Nou, ik weet wat ik voor vaderdag moet kopen!).

Een ochtend regende het, en besloten Matt en ik daarom naar hét museum van Wellington te gaan: Te Papa. Een soort Naturalis, maar dan op z'n Nieuw-Zeelands. Het meeste interessante was de video van de enigszins moeizame poging om de Kakapo, een inheemse vogel, van uitsterven te redden. Normaal gesproken vind ik deze doelen heel nobel, maar toen ik uit de video begreep dat deze vogel niet kan vliegen en als verdediging daarom maar de tactiek 'stilstaan' gebruikt, vroeg ik me af of dit beest niet allang door Darwin gediskwalificeerd had moeten zijn.