zondag 24 april 2011

Queenstown (1)

In Queenstown hebben mensen die eeuwig de strijd met hun angstgevoelens willen aangaan (zoals ik) de ultieme strijdgrond. Zo is het de eerste plaats waar commercieel werd gebungyjumpt, kan je er skydiven, paragliden, canyoningen, hydrospeeden, raften, downhill mountainbiken, rodelen, en nog tientallen andere dingen doen om je adrenalineniveau op peil te houden.

Ik had mezelf al jaren voorgehouden, dat ik ooit wel zou bungyjumpen, zo lang ik maar aan m'n middel vastgebonden zou worden in plaats van aan m'n voeten. Net voordat ik naar Nieuw-Zeeland ging kwam ik erachter dat zoiets ook daadwerkelijk bestond, in Queenstown dus. De 'freestyle' Ledge Jump is 47 meter hoog en ligt op de top van een berg waar je over het dorp uitkijkt. (Niks in vergelijking met de Nevis Jump, die 132 meter hoog is en waar je uit een gondeltje een ravijn in springt. Ik en mijn angstgevoelens hebben hier dagelijks discussies over. Ik geloof dat we nu de deal hebben dat ik 'm moet doen voordat ik hier vertrek.) Om er te komen moest je de gondel omhoog nemen, en het stelde me gerust dat de gondels op het zuidelijk halfrond ook gewoon Doppelmayr-eitjes zijn, met zelfs dezelfde 'niet je skischoen tussen de deur zetten'-waarschuwing in vier talen.

Anyway, de freestyle bungyjump dus. Omdat je aan je middel vastgesnoerd wordt, kan je heel goed het 'woooo ik kan vliegen' gevoel opwekken door gewoon het huisje uit te rennen, desnoods wapperend met je armen. (Je kan ook Superman nadoen, Matrixmoves maken of in een ballenknijper je indenken dat je een Olympisch zwembad induikt. Met een gewone bungy kan dat allemaal niet omdat je voeten vastgebonden zitten, waardoor de enige mogelijke move de Zelfmoordlemming is.) Nadat mijn hulpje me had ingesnoerd, nam hij me mee naar de rand om me te laten zien waar ik van af ging springen. (Mijn gedachte: “Kut.”) Weer een paar stappen terug in het hokje maakte ik een valse start omdat degene die aftelde heel grappig “1... 2... 5!” zei, en me dat helemaal van m'n apropo bracht. Nadat hij zijn lesje geleerd had en gewoon normaal “1... 2... 3!” zei, ging het wél goed, al dacht ik nog steeds “Kut!”. Na 0,0001 seconde was het over en begon het echt enge gedeelte, het wachten totdat ze me aan hetzelfde touw terug omhoog takelden. Na het bungyjumpen was de lol nog niet over, want boven op de berg hadden ze ook een rodelbaan. Niet een ijzeren zoals in Duinrell, maar een betonnen slingerweg waar je heel gemakkelijk uit de bocht kon vliegen als je je niet aan de aanwijzingen hield. Op een of andere manier waren dat alleen mannen. Compensatiegedrag, vast.

Ik was nog steeds samen met Annabelle, die uiteindelijk ook besloot een bungyjump te doen vanaf de Kawarau-brug, waar het allemaal ooit eens begonnen is. Ik en Tom (de sjieke Edward Cullen look-a-like die uit de bocht gevlogen was bij het rodelen en daar zeer overstuur van was omdat het zijn Goretexjas had beschadigd) gingen mee voor de moral support. Blijkbaar binden ze daar je voeten nog vast op de originele manier: met een handdoek en autogordel. Nog een reden waarom de freestyle beter is.

Na zoveel adrenaline was het tijd voor het volgende Queenstown-icoon: de Fergburger. Een Fergburger is een ultieme staphamburger: als je er een eet voordat je uitgaat is het bijna onmogelijk dronken te worden, en het is de beste optie na je stapavond want de tent is open tot vier uur 's ochtends, en zelfs om acht uur 's avonds smaakt hij al fantastisch goed, moet je nagaan hoe die om twee uur 's nachts zou smaken! Er staat dan ook altijd een rij.

Na een stevige bodem kon er wel wat gedronken worden. Tijdens m'n reis kwam ik steeds mensen tegen die het over 'de theepottenbar' hadden. De World Bar, zoals het bleek te heten, bleek tijdens Happy Hour cocktails voor de belachelijk lage prijs van $8 per pot te schenken. Ook hadden ze een waterpijp, wat een hele belevenis voor de plaatselijke jeugd was, want die hadden er nog nooit een gezien.

"Wat is dat?"
"Een waterpijp."
"Word je daar stoned van?"
"Wat denk je zelf?" "In Nederland soms wel, maar hier niet."
"Wow, mag ik het ook eens proberen?"

Nadat de ze allemaal een trekje van de waterpijp hadden gehad, vertrokken we naar de volgende bar, want het Happy Hour was afgelopen en in de Buffalo Bar kregen we twee-voor-de-prijs-van-een tot twaalf uur. Daar had ik nog een soort van leuke rocker versierd, maar ik had 'm verkeerd verstaan, waarna ie stiekem toch iets minder leuk was:

[...Blablabla, waar kom je vandaan, hoe lang ben je hier al, doe je muts (ja, het was er weer eens een met een muts en baard) eens af want je zou kalend kunnen zijn, blablabla...]
"What do you do?"
"I'm a drummer."
"A drummer, cool! Me too, but not a very good one."
"Not a drummer, a plumber."
"Oh... well I'm not very good at that either."

(Ik discrimineer verder niet hoor. Mocht je nou een hele leuke loodgieter zijn, stuur me gerust een e-mail (met foto). Vooral als je een stoppelbaard hebt en een muts draagt.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten