zondag 27 februari 2011

Fraser Island & Rainbow Beach

Weer een stukje verder naar het noorden ligt een van de twee must-do locaties van de oostkust: Fraser Island. Dit is een groot eiland vlak voor de kust, en bestaat volledig uit zandgrond. Desondanks is het volop begroeid met regenwoud en wonen er dingo's. De leukste manier om dit eiland te verkennen is met een four wheel drive. Met een grote groep van dertig man en vier auto's verken je in colonne het eiland. Het wordt nog leuker als je als enige van de vier groepen een bijna uitelkaarvallende Toyota Landcruiser krijgt toebedeeld waarvan de achterdeur nauwelijks sluit en handrem het ook niet echt doet, terwijl anderen een nieuwe automaat mogen besturen. Een 4x4 automaat. Mietjes!

Ondanks dat Fraser Island een grote toeristenattractie is, zijn er niet veel faciliteiten en dus kampeerden we twee dagen ergens in de duinen, zonder douches, maar gelukkig wel met een mobiele wc voor de vrouwen. Slapen deden we in koepeltentjes en koken op gasbranders. We hadden van tevoren per groep een voedselpakket meegekregen, met onder andere hamburgers en noedels, maar ook pannenkoeken en fruitcake.

Na de eerste dag iemand anders te hebben laten rijden zodat ik wat off the road-technieken af kon kijken, vond ik het de tweede dag de beurt aan mezelf en wierp ik me op als chauffeur. Wonder boven wonder vertrouwde de rest van de groep (ingrediënten: drie Deense meisjes, een superleuk Engels stel, een minischotje die bijna niet bij de koppeling kon, en een Canadees die z'n rijbewijs niet bij zich had) mij dat ook toe en mocht ik met The Clunge Mobile over het strand scheuren alvorens linksaf een smalle en hobbelige zandweg op te gaan. “Het volgende gedeelte is vrij moeilijk begaanbaar, dus iemand met ervaring moet rijden”, aldus onze gids bijgenaamd Princess. Het duurde even voordat ik doorhad dat ik die persoon was; schijnbaar had ik in dat uurtje voorafgaand genoeg ervaring opgedaan om er nog een schepje bovenop te krijgen. Ik vond het hartstikke leuk, ik weet het niet of mijn medepassagiers dat ook vonden, maar ze leven in ieder geval allemaal nog.

Tussen de scheur- en hobbelpartijen door stopten we op verschillende plaatsen: glasheldere meren met witte stranden, tropische kreekjes, grote zandvertuivingen, rotsen en een scheepswrak. Omdat de staat Queensland niet aan zomertijd doet, en het ook nog eens vrij noordelijk ligt, wordt het om zes uur licht, maar ook al om zeven uur donker. We moesten dus elke avond redelijk op tijd terug zijn bij het kamp zodat we het eten voor zonsondergang gekookt hadden, omdat anders de kans dat dingo's kwamen buurten aanzienlijk toenam. 's Avonds brachten we dan door met het drinken van Goon, een instituut wat net zo Australisch is als kangoeroes, alleen iets minder bekend in het buitenland; waarschijnlijk omdat slechte wijn in aluminium zakken niet zo'n goed exportproduct is.

De rit terug naar de veerpont was nog even spannend, omdat de Deense meisjes ook nog wilden rijden. Hoewel dit de enige rit op een enigszins verharde weg was, stonden we op de achterbanken lichtelijke doodsangsten uit. Een van de Deentjes hadden het niet zo op remmen, terugschakelen en afstand houden. Toen de achterbank in koor “Remmen!” riep, reageerde ze met “Relax, ik rem toch!” Ondertussen stonden we bijna ín de wagen voor ons geparkeerd.

Uiteindelijk zijn we allemaal heel thuisgekomen, en bood ik aan de wagen terug naar de garage te rijden zodat ik ook nog even op een normale weg kon rijden met het monster. Zoals verwacht was ik ondertussen wel voorbereid op het rijden aan de linkerkant van de weg, maar het leek me toch fijn om dit even uit te proberen in een dorp zonder verkeer.

De twee dagen in het hostel die volgden waren erg gezellig omdat de meesten mensen uit de groep nog voor één of twee dagen in het hostel bleven, en het hostel de enige in het 'dorp' (straat) was met een bar, waardoor het in de avonden gezellig druk was. Er werden nog wat spellen zoals 'raap de doos op met je tanden' en snakebite-pong (pingpongballen in andermans drank mikken) georganiseerd, maar helaas was 'ons' team I love Chickens niet erg succesvol in snakebite-pong en lagen we er in de eerste ronde (tevens halve finale) uit.

De volgende dag werd er een tourtje georganiseerd naar de vlakbij liggende zandverstuiving met 72 kleuren zand (vandaar de naam Rainbow Beach), waar je kon boemeranggooien en zandboarden. Dat zandboarden ging op een hele speciale manier; namelijk óf op een bodyboard of op een plastic slee. Degene die het voor elkaar zou krijgen de heuvel zonder vallen af te komen zou een biertje krijgen, maar mij lukte dat niet omdat het gebrek aan bindingen (en stuurbaar board) roet in het eten en vooral heel veel zand in m'n gezicht gooide.

dinsdag 22 februari 2011

Gagaju Bush Camp & Noosa

“Sorry mensen, maar het internet doet het op het moment niet”, was het eerste wat we te horen kregen toen ik in de shuttlebus naar het Gagaju Bush Camp zat. Echt veel informatie over deze bestemming had ik niet, maar ik had sowieso niet verwacht dat het internet had aangezien Stevo had gezegd dat ik in een tentenkamp zou slapen. Voordat we naar het kamp reden moesten we eerst wat boodschappen doen omdat er schijnbaar dus ook geen winkels in de buurt van het kamp waren. We konden kiezen om zelf te koken of om voor $10 per avond Alan, de kampeigenaar, te laten koken. Ik koos natuurlijk voor dat laatste (ben nog steeds op vakantie) en als je ooit naar Gagaju gaat zal ik je bij deze aanraden dat ook te doen, want alhoewel hij er niet bepaald uitzag als een kok (mager, met wat missende tanden), was zijn pizza de lekkerste die ik de laatste tijd gegeten heb.

Het kamp bestond uit twee houten dorms met handgemaakte stapelbed-hangmat-crossovers, wat kleine tentjes, en een met zeil overdekt gedeelte met een keuken, pooltafel, hangmat en ...een tv-kamer met een gloednieuwe breedbeeld-tv.

Een nadeel was dat het kamp naast de rivier lag, en (naast spinnen en megapadden) dus was begeven van de muggen. Ons werd dan ook aangeraden het sterkste antimuggenspul te gebruiken wat er is: Bushman's 80% Deet. Het ruikt heel sterk naar.. tja.. chemisch, als het op je lippen terecht komt voel je ze niet meer, en eenmaal ermee ingesmeerd voel je je net een glimmende geoliede bodybuilder klaar om te poseren op het podium, maar het werkt fantastisch: in drie dagen bushkamp en een halve tube van dat spul had ik slechts twee muggenbulten; op m'n rug, precies waar ik me niet ingesmeerd had.

Een voordeel van dat het kamp naast de rivier lag, was dat er daardoor nog iets te doen viel: de dagen werden hier doorgebracht in driepersoonskano's. Zonder gids, maar gewoon met de mensen die zich op dat moment in het kamp bevonden; uiteraard weer een mix van Engelsen, Canadezen, Nederlanders en saaie Duitsers. Vooraf kregen we een briefing die ongeveer zo ging: “Hallo, jullie gaan de komende twee dagen kanoën. Dat zijn de boten. Daar is de rivier. Vandaag gaan jullie rechtsaf, en als je het meer ziet ga je bij de tweede groene paal links, dan zie je een elektriciteitsmast waar kan je aanmeren. Morgen gaan jullie naar links, dan kom je ook bij een meer, en links zie je dan een strand waar je naar een oude kroeg kan. Als je omslaat in het meer sta je gewoon op, want het is ondiep, maar je moet wel oppassen, want soms zitten er stingrays. Nou, veel plezier hè, ik zie jullie vanavond! We eten biefstuk in knoflook-rode wijn-saus, ik hoop dat je dat lust.”

Na deze beknopte briefing bracht ik zodoende twee dagen in een kano door met twee best aardige, maar vrij suffe Engelsen, waarvan er een nog een vergevorderde staat van tandrot onder de leden had, met bijbehorende putlucht. Gelukkig hadden we op beide dagen tenminste een andere boot die met ons meeging, wat het een stuk gezelliger maakte.

Na twee dagen kanoën was ik blij dat ik weer in een normaal hostel zat. Niet omdat ik het kanoën niet leuk vond, maar omdat ik me desondanks de kampdouches zo vies voelde na twee dagen peddelen met dertig graden, overal zand en de lucht van antimuggenwierook die overal in bleef hangen. In Noosa verbleef ik in Nomads Budget Backpacker Resort, wat inderdaad een soort budget vakantiepark was, inclusief zwembad en rijtjesbungalows.

Terwijl ik heel blij constateerde dat er zich een afhaalindo aan de overkant van de straat bevond, werd ik aangesproken door twee surfdudes. Ik vond dat wel gezellig want ik was in m'n eentje, en een ervan leek me ook nog wel een leuke kerel, maar de ander was echt heel lelijk. Helaas bleken ze allebei een beetje sneu te zijn (en ook nog gescheiden en drie kinderen op hun 27e te hebben), en later op de avond zag ik dat nog eens bevestigd toen de leuke de chicks (gemiddeld zo'n tien jaar jonger) ging versieren, om ze vervolgens door te geven aan zijn lelijke sidekick, waarschijnlijk omdat de laatste in zijn eentje gewoon totaal kansloos zou zijn. Gelukkig kwam ik uiteindelijk een hele hoop mensen uit het kanokamp tegen waardoor het toch nog twee gezellige dagen werden.

Het enige dat roet in het eten gooide was een ministorm die na de (hele hete) tweede dag overtrok. Het regende op een gegeven moment zo hard dat het dak van de dorm begon te lekken, waardoor we maar heel oldskool prullenbakken over de hele ruimte verspreid hadden om het water op te vangen. Zoals de naam al aangaf, ik zat nog steeds in een Budget Resort.

donderdag 17 februari 2011

Brisbane

Er zijn voor toeristen niet zo heel veel redenen om Brisbane te bezoeken, maar omdat Laurie, een versgemaakte vriendin die ik had leren kennen tijdens de Great Ocean Road-tour daar woonde, besloot ik er toch eventjes heen te gaan. En eigenlijk was het best een leuke stad, zonder veel beroemde bezienswaardigheden, maar over het algemeen wel mooi om te zien. Zoals elke andere stad in Australië is het hartstikke nieuw, maar desondanks proberen ze er toch nog een oude feel aan te geven, bijvoorbeeld door de kerken in 'oude stijl' te bouwen, iets wat totaal niet uit de verf komt, vooral als je er een wolkenkrabber achter zet. Veel schade van de overstromingen heb ik trouwens niet gezien, maar ik wist dan ook niet precies welk deel van Brisbane getroffen was.

Ik sliep in een hostel waar het management het om een of andere reden nodig vond om elke regel (Geen alcohol in de dorms! Geen alcohol na tien uur! Geen bezoekers zonder toestemming! Als je eten jat word je eruit gekickt! Camerabewaking! Handen boven de dekens!) tenminste vijf keer per ruimte af te drukken op A4-formaat, waardoor je dus het gevoel had dat je op schoolkamp was. Afgezien daarvan was het best een fijn, schoon, hostel en ben ik nog wat wezen drinken in de aangrenzende bar met twee kamergenoten.

De volgende ochtend had ik met Laurie afgesproken en vertelde ze me dat haar huis in Melbourne was ondergelopen nadat we terug waren gekomen van de Great Ocean Road, terwijl ze juist daarheen was verhuisd vanwege de overstromingen in Brisbane, waar ze eerst woonde. En nu weer eenmaal terug in Brisbane, zou ik als ik haar was er niet te gerust op zijn dat dat de laatste keer was, want het regende van tijd tot tijd echt verschrikkelijk hard. Gelukkig duurden die buien gemiddeld maar zo'n tien minuten, maar je bent dan ook wel echt helemaal doorweekt als je erin terecht komt.

zondag 13 februari 2011

Katoomba

Omdat ik het overgrote deel van m'n reis tot nu toe in de stad had doorgebracht, werd het tijd om eens de natuur in te gaan. Vlak boven Sydney liggen de Blue Mountains, een natuurgebied wat samen met aaneengesloten natuurgebieden even groot als Nederland is. Na veel te vroeg op te zijn gestaan en twee uur in de trein kwam ik om 8:30 aan in Katoomba – een dorp waar vooral fans van interpretatieve dans, homeopathie en herfstkleuren wonen.

De reden dat ik hier zo vroeg aankwam, was dat ik die dag ging abseilen en canyoningen. Ik had dit op aanraden van mijn persoonlijke reisplanner Stevo uit Sydney gedaan. (Stevo had binnen vijf minuten alle hoogtepunten van de oostkust op een kaartje gezet inclusief reisschema, en toen ik hem vijf dagen later in Sydney na veel prijsvergelijking voor Fraser Island en Whitsunday Islands (dé toppers van de oostkust) toevallig weer tegenkwam, wist ie ten eerste m'n naam nog, ook nog waar ik heen wilde, gaf ie me de beste deal, maar het beste was nog dat ie me op een tent wees waar ze broodjes bapao verkochten; toen was ik pas echt blij.) De groep waar ik die dag mee op pad ging bestond uit vier Ieren en een Nieuwe Zeelander, en bleek een kneusloze zone: na drie verschillende abseils, lunch, heel veel trappen af, canyoning met abseil van een waterval en weer terug heel veel trappen op (het zwaarste onderdeel van de dag), waren we binnen een seizoensrecordtijd weer terug.

Gelukkig kreeg ik een lift naar m'n hostel van een van de instructeurs, want alhoewel Katoomba een dorp met één straat is, hebben ze die straat óver de heuvels gelegd, in plaats van erlangs. Het hostel lag net over de tweede heuvel, wat er later die dag voor zorgde dat ik écht geen eten meer wilde halen en dus m'n pizza maar liet bezorgen, de afstand was denk ik zo'n 300 meter. Ja hoor 'ns, ik ben op vakantie hoor.

Het hostel was eigenlijk gewoon een ruim huis met een paar kamers, waardoor je heel makkelijk one night friends maakte. (Ik had alleen wat moeite vrienden te maken met een Zweed nadat mijn onschuldig bedoelde openingszin de mist in ging: “So, it looks like we've got the dorm for ourselves tonight” kwam helaas niet over als “Hoe minder mensen in een dorm, hoe minder kans op snurkers”.) Aan het eind van de avond zaten we gezellig allemaal op de veranda zaten met een biertje en een gitaar (die we afgepakt hadden van de jongen die in het hostel werkte, want hij speelde de hele dag alleen de eerste vier maten van Nothing Else Matters – dat kan ik ook! Dat kan iedereen!). We hadden kunnen weten dat plaatselijke dronken hippies hierdoor aangetrokken zouden worden, en zo geschiedde: een vrouw van middelbare leeftijd (door een gast als 'bloke' aangeduid, waarna een pijnlijke stilte volgde) kwam langs voor een vuurtje, om haar compositie 'Fairies' te laten horen (ging ongeveer zo: pling poing pok ping “no that's not really it, wait” pong pling pok ting “no that's not it either”, en zo verder – ik was niet zo onder de indruk) en heel veel te praten. De rust keerde daarna niet meer terug, toen ik een uur later naar binnen ging, was zij er nog steeds.

De volgende dag had Stevo een spelonkavontuur voor me ingepland in de Jenolan Caves. Deze groep was iets minder blits dan die van de vorige dag, en ik voorzag vooral problemen voor de ietwat mollige Canadese. Uiteindelijk viel het allemaal mee en na anderhalf uur klimmen en door smalle ruimtes persen alsof het een geboortekanaal was, bleef niemand in het donker achter en hoefde niemand kaarsen te eten zoals Pim, Frits en Ida dat ooit deden (soms vraag je je echt af waarom je sommige dingen van vroeger herinnert - ik heb het over Pim, Frits en Ida, niet het geboortekanaal).

woensdag 9 februari 2011

Sydney

Omdat ik geen tijdlimiet heb en ik zoveel mogelijk van het land wil zien, besloot ik met de trein van Melbourne naar Sydney te reizen, een reis van twaalf uur. De treinen hier zijn niet snel, maar wel ruim en het uitzicht is mooi. Ook kan je voor lunch en diner curry en spaghetti bestellen. Het was erg rustig in de trein, maar doordat een meneer niet goed op zijn kaartje keek, kreeg ik in Wagga Wagga toch nog gezelschap. En die meneer zei dat ik op m'n blog moest schrijven dat Wagga Wagga het grootste stadje in het binnenland van New South Wales (een van de provincies) was, dus bij deze – je weet nooit waar je die informatie nog voor kan gebruiken.



Na twaalf uur in de trein kwam ik dan eindelijk aan in Sydney. Ik had een hostel geboekt in Kings Cross (de sleazy maar hippe buurt van Sydney), direct naast het station. Natuurlijk reed de trein naar dat station dat weekend niet vanwege werkzaamheden, dus moest ik alsnog even zoeken omdat de vervangende bus me ergens anders afzette. Maar goed, eenmaal in het hostel was alles goed en deelde ik een kamer met een lesbisch stel en een derde vriendin. De volgende ochtend wist ik eigenlijk niet zo goed wat te doen, behalve het Opera house en de Sydney Harbour Bridge had ik geen flauw idee wat de andere bezienswaardigheden waren – vooral met bewolkt weer – en zo bleek later, er is eigenlijk niet zo gek veel meer te zien in het stadscentrum.

De beste attractie was nog de Aboriginal met didgeridoo. Dat klinkt niet heel bijzonder (vooral niet in Australië), maar ik heb me toch minstens twintig minuten vermaakt. Ten eerste zag hij eruit als een Echte Aboriginal, met artistieke verf en al. Maar zodra hij begon te praten leek het wel of Steve Irwin in hem gereïncarneerd was: ik heb nog maar weinig Australiërs met zo'n dik accent gehoord. Ten tweede kon hij écht didgeridoo spelen, waardoor het niet zo'n treurnis werd als de show die plaatselijke kraker normaal gesproken voor je station geeft. En dan is het plotseling wél leuk, vooral toen ie ook nog wat dingen uitlegde terwijl hij toeschouwers uitnodigde plaats te nemen op z'n 'kangaroo bench' (plastic kratten met een velletje erover) en op de foto te gaan met hem en een plastic slang.

's Avonds had ik afgesproken met Peter, die ik ook weer kende uit Londen. Hij heeft twee onderscheidende eigenschappen: Peter is veertig maar mentaal maximaal 23, en het is nog nooit iemand gelukt om zijn geaardheid te achterhalen. Ook deze avond weer niet (een paar dagen later vierde hij zijn verjaardag met een grootse barbecue bij hem thuis en werd het nog verwarrender), maar het was in ieder geval erg gezellig.
De volgende dag was het weer een stuk beter en ben ik van het wereldberoemde Bondi (een hip strand) langs meerdere kleine strandjes, rostformaties en begroeiing naar Coogee (iets minder hip strand) gelopen, waar Peter in de buurt bleek te wonen, dus het opnieuw tijd voor een drankje was.

maandag 7 februari 2011

Melbourne en Great Ocean Road

Doordat ik 's avonds aankwam en niet teveel geslapen had in het vliegtuig, had ik weinig last van een jetlag. Dat lag er ook aan dat ik bij Harry in Laura heel relaxed een eigen kamer met tweepersoonsbed tot mijn beschikking had. Dit was niet de logeerkamer, maar de kamer van Harry's vader, want die slaapt op de bank in 'zijn' gedeelte van de woonkamer (ook als er geen logés zijn).

Het was heel leuk om Harry en Laura weer te zien na zo'n lange tijd – zo'n 8 maanden. Toevallig waren Henrik en Reece, een Zweed en een Nieuw-Zeelander, die óók ooit in Het Hostel woonden, ook in Melbourne. Gedurende de week heb ik vooral heel relaxed gedaan, en eigenlijk viel er niet zo gek veel meer te doen in Melbourne: oude gebouwen om te bekijken zijn er niet en winkelen hou ik beperkt omdat ik nauwelijks ruimte voor nieuwe spullen in m'n tas heb. Wel zijn we naar het Australian Open geweest en daarnaast hebben we op het strand gelegen, gebarbequed en sushi gegeten, zo ongeveer het enige vaste eten wat me nog smaakt bij 35 graden.

Niet dat het elke dag zo warm was – eigenlijk was het weer nooit echt te voorspellen, iets waar Melbourne schijnbaar bekend om staat. Het kan 's ochtends zonnig en warm zijn, maar dat betekent niet dat je gegarandeerd kan barbequen later op de dag, want de kans is groot dat er nog minstens een dik pak wolken, en hoogstwaarschijnlijk ook nog een ministorm en een hoosbui voorbij komt.

Na een week in Melbourne doorgebracht te hebben, besloot ik wat van het land te gaan zien: de Great Ocean Road, zo'n 300 km weg die – inderdaad – langs de kust loopt. Na tien verschillende tours vergeleken te hebben, koos ik voor Todd en zijn minibus. De groep bestond onder andere uit een aantal Engelse meisjes (na 1,5 jaar in Londen weet ik eindelijk waar ze zijn gebleven – in Australië), een Chinees gezin met 12-jarige etter, twee ongezellige Amerikanen die achterin de bus met die etter opgescheept zaten, en nog wat Aziaten, Canadezen een stereotype saaie Duitse.

Die 300 km weg is erg afwisselend: je komt zowel langs stranden, natuurparken, regenwouden en rotskusten. De stranden zijn niet zoals in Nederland: in plaats van een lange kuststrook met één lang strand, hebben ze hier allemaal kleine baaitjes met relatief kleine strandjes. Waardoor de kans dat je een privéstrand hebt aanzienlijk toeneemt. In de natuurparken kom je kangoeroes, emoes en koalaberen tegen. Die eerste twee zijn toffe beesten, maar koalaberen zijn eigenlijk gewoon heel stom: ze slapen twintig uur per dag en kunnen geen energie opslaan, waardoor ze de gehele dag door moeten eten (weet niet precies hoe dat logistiek gezien werkt, misschien dat ze dat slapend doen). En als ze dan eten, doen ze dat maar uit één boom. Niet één soort boom, nee één boom, die ze helemaal kaal vreten en dan lekker laten verrotten. Als die boom uiteindelijk op is, zoeken ze een nieuwe, waardoor een eucalyptusbos dat bewoont wordt door koala's er vaak uitziet alsof er recent een brand heeft gewoed, omdat de helft van de bomen geen bladeren meer heeft.

We overnachtten vlakbij de grootste attractie van de Great Ocean Road: de Twelve Apostles. Dit zijn acht (dus niet twaalf) kalkstenen rotspilaren vlak voor de kust. Tja, en meer valt er eigenlijk ook niet over te vertellen, behalve dat het mooi is. Het schijnt helemaal prachtig te zijn tijdens zonsondergang, maar uiteraard was het bewolkt toen wij er waren. Na zonsondergang komen als extraatje daar ook nog eens pinguïns terug uit zee. Dit wordt ook als een attractie gezien, ware het niet dat je je verrekijker met nachtvisie bij je moet hebben om er iets van te zien: het strand ligt minstens dertig meter onder je, het schemert en... de pinguïns zijn zo'n 20 cm groot. Zonder militaire kit zie je dus hooguit wat zwarte stipjes over het strand schuiven.

De volgende ochtend heb ik nog een helikoptervlucht over de apostels gedaan, die erg de moeite waard was, natuurlijk ook omdat de piloten er uitzagen als echte piloten en ik een koptelefoon met microfoon kreeg. Als aandenken bood een van de piloten nog aan een foto te maken van mij en de helikopter, maar ik wilde stiekem met hem op de foto, maar durfde dat niet te zeggen omdat dat natuurlijk Heel Stom is.

Op de weg terug naar Melbourne maakten we nog een wandeling door een subtropisch regenwoud en hielden we wat plaspauzes in idyllische kustplaatsjes. Het grootste avontuur was de laatste twee uur van de trip: een overblijfsel van cycloon Yasi was afgebogen in zuidelijke richting waardoor het Heel Hard begon te regenen. Ik heb het echt nog nooit zo hard zien regenen en ik denk velen met mij, gezien het aantal auto's dat de veiligheid van de vluchtstrook had opgezocht. Na een uur ploeteren op de snelweg bereikten we een half ondergelopen Melbourne, waar bewoners in de stromende regen met schijnwerpers, vlaggen en handdoeken op straat stonden om automobilisten te waarschuwen voor te diep ondergelopen straten (en de Engelsen en ik waren het erover eens dat 'wij' dat toch heel anders aan zouden pakken: vooral veilig binnen blijven zitten, maar wel voor het raam zodat je anderen kan zien ploeteren).
Uiteindelijk ben ik weer veilig bij Laura en Harry aangekomen, want tevens in tegenstelling tot Nederland (en Engeland), bleef het openbaar vervoer gewoon rijden.