vrijdag 18 maart 2011

Northland (Auckland - Paihia - Opononi - Auckland)

Ik kwam in het hostel in Auckland op dezelfde dag aan als een aantal andere mensen, en zoals dat hier gaat, heb je meestal dan ook dezelfde plannen. Zo bleek dat we allemaal naar de Bay of Islands in het noorden van Nieuw-Zeeland wilden. Eerst waren we van plan een tourbus te nemen, totdat (uiteraard) ik met het zeer heldere idee kwam om gewoon een auto te huren.

Dus een dag later waren we de trotse tijdelijke bezitters van een Ford stationwagen, die we voor de spotprijs van $245 meekregen, omgerekend €35 per dag per persoon. De slimme lezers onder jullie hadden daaruit kunnen afleiden dat er dan vijf mensen in die auto moesten zitten. Dit waren behalve mijzelf wijsneus Hannah (18, Engeland), rechten-gestudeerd-maar-ambulancebroeder Lorenz (26, Oostenrijk), het-maakt-me-allemaal-niet-zo-uit-en-stiekem-snap-ik-het-ook-niet-zo-goed Keith (29, Schotland) en moederkloek Caroline (30, Engeland).

Caroline had de avond ervoor grondig research gedaan en wist dus precies waar we heen moesten. Gelukkig heb je, als je eenmaal buiten Auckland bent, ook niet zo veel keus. Je gaat noord of zuid de snelweg op. Deze snelweg bestaat rond Auckland nog wel uit drie banen, maar na een half uurtje rijden lijkt die snelweg nog het meest op een hele lange versie van de Katwijkseweg (voor de lezers in Wassenaar eo) of de S102 naar Spaarnwoude (voor Amsterdam eo): een eenbaansweg dus. Soms verandert deze weg in een hoofdstraat van een of andere nederzetting, en soms in een kronkelige alpenweg door heuvels en bos.

Op onze weg kwamen we in een dorp aan waar de openbare wc's waren ontworpen door een Oostenrijker (Hundertwasser), dus kon Lorenz het niet voorbij laten gaan daar een (plas)pauze te maken. Ik kan iedereen trouwens aanraden Oostenrijks ambulancepersoneel op je trip mee te nemen: het rijden schiet altijd op, zelfs op een bergweg met grind, en als er iets verkeerd gaat heb je gelijk iemand die je eerste hulp kan verlenen.

Onze eerste échte bestemming was het tropisch klinkende Paihia. (Ik schat dat 90% van alle plaatsnamen hier in het Maori zijn, dus alhoewel je in een land zit waar je de taal spreekt, de plaatsnamen uitspreken lukt dus niet. Oefen maar even: Whangarei (Fanga-réé-ie), Kawakawa, Urupukapuka, Opononi, Waipoua.) Dit was gelijk onze overnachtingsplaats, dus nadat we ingechikd hadden in het hostel dat Caroline geregeld had, was het tijd om te beslissen welke activiteiten we gingen doen, iets dat een hele tijd duurt als je met z'n vijven bent, vooral als er op een of andere manier een achttienjarige in je groep is terecht gekomen die eigenlijk nauwelijks geld heeft, én alles beter weet.

Na veel overleg besloten we pas de volgende dag een boottocht te doen, en de overgebleven tijd van die dag te besteden aan het zwemmen bij een waterval en het bekijken van het Treaty House (plek waar de Maori's en Europeanen voor samenwerking tekenden). De waterval bleek kut en je mocht er ook al niet zwemmen, en het Treaty House was verborgen achter een receptie die gesloten was. Daarna kregen we het ook nog voor elkaar om de veerpont te missen, maar al met al was het toch een hele leuke middag.

De volgende dag was het dus tijd voor de boottocht naar het 'islands' gedeelte van de 'bay of islands'. Het was even wennen dat het niet gericht was op backpackers, maar op toeristen in het algemeen, waardoor we op de boot gelijk een aanvaring hadden met bejaarden die niet voor ons op wilden schuiven. Gelukkig was de boeg van de boot verboden toegang voor kunstheupen, pacemakers en luiers en konden we daar wel ongestoord van de dolfijnen en het uitzicht genieten.

Na de boottocht was het weer terug de auto in, maar niet voordat we wat plaatselijke tips voor onderweg van een local hadden gekregen. Daardoor kwamen we uit bij zowel een verborgen, ontoeristische en vrij krakkemikkige thermisch bron en een Zwitser die een wandelroute in z'n achtertuin had aangelegd waar we voor het luttele bedrag van $10 in mochten wandelen. Door de onderhandelingstechnieken van onze Oostenrijker mochten we voor het gereduceerde tarief van $5 naar binnen.

Aan het eind van de dag kwamen we aan bij ons hostel, en bleken we de enige gasten te zijn. Dit was niet zo vreemd want het lag in the middle of nowhere op de top van een heuvel en werd het vooral gebruikt door wandelaars. Ook hier keek de eigenaresse enigszins bezorgd naar de jongelui die kwamen overnachten, en vooral naar onze tree Carlsberg die uit de auto kwam. Wat ze niet zag is dat we gezamenlijk spaghetti kookten, we Keith daarbij ook kookles gaven (“Hoe kook je pasta?”, “Moet ik de paprika schillen?”) en we om elf uur allemaal voor pampus lagen. De gegroepeerde bierflesjes hadden we alleen in de vensterbank neergezet zodat we konden zien hoeveel we per persoon gedronken hadden, en dus hoeveel dollars we elkaar verschuldigd waren.

De laatste dag van onze trip mocht ik rijden, en onze eerste halte was de Tane Mahuta, een hele grote boom. Een 'hele grote boom' vonden we vooraf niet heel interessant klinken, maar omdat ie naast de bosweg, pardon, snelweg lag, besloten we toch maar te gaan kijken. We moesten allemaal toegeven dat we het onderschat hadden, want de grote boom was echt een Mega Fucking Super Reuzereuze Boom, die tussen allemaal normale boompjes stond, en dat zag er heel vet uit.

Na een picknick ergens bij een infocentrum aan het eind van een grindpad, pardon, afslag, moesten we nog een stuk terugrijden naar Auckland, dat we via verschillende binnen-, buiten-, en eenmaal in Auckland omwegen, deden. Dit keer konden we het echt niet opbrengen om te koken, en werkten we dus lekker wat fastfood naar binnen. Een feest van herkenning voor Keith, maar weer een heel bijzondere ervaring voor Hannah, want die had al zeven jaar geen hamburger met nepkaas gegeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten